Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Chrispijn

betekenis & definitie

Chrispijn - (C. Junior), 1° Louis acteur; * 1876, † 14 Aug. 1931; zoon van Louis C. Sr. en de actrice Marie van Westerhoven. C. bezocht de tooneelschool en debuteerde in 1894 bij de Ned. Tooneelvereeniging, waar zijn vader directeur was. Daarna speelde hij bij de Kon. Ver. Het Ned. Tooneel en de gebrs. v. Lier, vervolgens 6 jaar bij Prot aan den Frascati-schouwburg in een reeks van Fransche vaudevilles.

Van 1909 tot 1911 geëngageerd aan de N.V. Het Tooneel, directie Royaards, toonde C. ook andere zijden van zijn talent, bijv. als Frank in mevr. Warrens Bedrijf van Shaw, in Het Concert van Hermann Bahr, en in Shakespeare-stukken (De vroolijke vrouwtjes en You never can tell). In 1912 begon C. met Jac. van Biene een eigen ensemble in den Frascati-schouwburg, met Fransch blijspelrepertoire. Zijn grootste succesrol had hij hier in Het Cafétje van Tristan Bernard. Van 1917 tot 1924 was C. verbonden aan het Hofstadtooneel, waar hij belangrijke rollen speelde.

Met zijn echtgenoote Gusta Chrispijn-Mulder herdacht hij daar in 1919 hun beider zilveren jubileum in De Blauwvos. In 1924 werd C. mededirecteur van het Odeon-theater te Den Haag en bracht daar o.m. De wrekende God van Veterman ten tooneele. Na een engagement bij Louis de Vries was C. in het jaar voor zijn dood nog verbonden aan het Nieuwe Ned. Tooneel. Hoewel zeer veelzijdig, toonde C. vooral in het Fransche blijspel de sterkste zijde van zijn groot talent.

v. Thienen.

2° Louis Henri (C. Senior), acteur; * 1854, † 1 Nov. 1926; was tot op gevorderden leeftijd een der meest bekende jeunes premiers. Hij was van Franschen oorsprong (zijn naam was een verbastering van Crispin) en werd opgeleid tot zeeofficier. Onder het pseudoniem Henri Otten debuteerde C. op 19-jarigen leeftijd te Amsterdam bij de Vereenigde Tooneelisten o.l.v. Stumpf en Veltman, als Pierrot in Moederzegen. Vervolgens trad hij onder eigen naam op te Den Haag (bij Valois) en te Rotterdam (bij Le Gras, Van Zuylen en Haspels, van 1881 tot 1883 bij Willem van Zuylen). Na een hevige ziekte was hij als costumier werkzaam, doch trad ca. 1890 weer op bij Le Gras en Haspels, vervolgens bij De Vos en Van Korlaar.

Na een engagement als acteur en regisseur bij de gebrs. v. Lier te Amsterdam, stichtte hij met Ternooy Apel. Van der Horst en Van Kuyk in 1893 de Ned. Tooneelvereeniging, welke een ommekeer in den speelstijl, zoo goed als in de keuze van het repertoire bracht. In plaats van romantische rhetoriek brachten zij naturalistisch spel in stukken van Hauptmann, Ibsen, Emants en Heyermans; daarnaast kwamen, in een stijl, strookend met de nieuwe opvattingen, ook klassieke werken (Shakespeare, Molière) ter opvoering. In 1897 verliet C. de Tooneelvereeniging en speelde achtereenvolgens bij het Rotterdamsch Tooneel en de Kon. Ver. Het Ned.

Tooneel, waar de hoofdrol in De Veroveraar van mevr. Simons-Mees een van zijn grootste successen werd. In 1908 ondernam hij onder Kimmel een tweejarig tournée door Ned.-Indië. Hierna speelde hij wederom bij de Kon.

Vereeniging, en van 1916 tot 1923 bij het Rotterdamsch Tooneel, waar zijn belangrijkste rol Roemer in Ibsen’s Rosmersholm was. In 1924 herdacht hij zijn 50-jarig jubileum bij de N.V. Het Tooneel, directeur dr. Willem Royaards, afwisselend als de nar in Shakespeare’s Driekoningenavond en in zijn oude succesrol in De Veroveraar.

v. Thienen.

< >