Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Chartres

betekenis & definitie

Chartres - hoofdstad van het Fransche dept. Eure-et-Loir (48° 27' N., 1° 37' O.), 25 357 inw. (1931); 107 m boven zee. Spoorwegknooppunt, landbouwmarkt voor Beauce (koren, vee), metaalindustrie. Bisschopszetel reeds uit de 4e eeuw (het oude Carnutum). Het graafschap C. kwam in 1328 aan de Fransche kroon. De oudste zoon uit het huis Orléans voerde meestal den titel van hertog van Chartres.

Kunst. Van de oude Gallo-Romeinsche stad zijn weinig meer dan fragmenten over (Musée archéologique). De middeleeuwsche ommuring met haar zeven poorten is op enkele muurstukken en de Porte Guillaume (14e eeuw) na gesloopt. Zie platen. Zie ook plaat t/o kol. 64 in dl. VI.

Het belangrijkste bouwwerk is wel de kathedraal Notre-Dame, op het hoogste punt der stad gelegen. Reeds in de 4e eeuw werd daar, op de plaats van een Druïden-heiligdom, een Mariakerk gebouwd, welke de Noormannen verwoest zouden hebben. Bisschop Fulbert begon in 1020 met den bouw van een kathedraal, doch deze werd in 1194 door den bliksem getroffen en verbrandde bijna geheel; enkel de crypte en twee torens bleven gespaard. De kerk, die er nu staat, is bijna onveranderd dezelfde als die, welke in 1260 geconsacreerd werd. Het schip is ruim 130 m lang en een der breedste van Frankrijk.

De kerk is kruisvormig gebouwd: de zijschepen loopen door langs het koor, dat door twee omgangen omsloten wordt. Van de twee groote torens is de Z. toren de oudste (ca. 1165; Normandisch karakter), de andere („clocher neuf”) werd 1507—1513 door Jean Texier van boven geheel vernieuwd en iets hooger dan de andere opgetrokken. Het prachtige drievoudige W. tortaal, Portail royal geheeten, dateert uit de laatste helft der 12e eeuw en geeft als het ware den aanvang der Gotische beeldhouwkunst aan. Het bevat 119 beelden, personen uit het Oude Test. (langs de pilasters) en de verheerlijking van Christus en Maria (in de lunetten) voorstellend. Boven het roosvenster bevindt zich een galerij, waarin beelden van 16 koningen van Juda; daarachter verheft zich het fronton, op welks spits een beeld van den zegenenden Christus en op welks vlak een voorst, van Maria met twee engelen.

Van de vele bouwproblemen, die in de kathedraal van C. werden opgelost, vond die der steunbogen wel de meest gelukkige oplossing: zij gaan in twee met elkander verbonden en boven elkaar geplaatste kwartcirkels over het dak van den zijbeuk naar den breeden steunpilaar: de onderste boog is opengewerkt, de kleine zuilen loopen samen naar een denkbeeldig middelpunt. De torens op de viering en de transeptgevels zijn nooit afgemaakt. Het uitgebouwde drievoudige portaal van het Noordtransept heeft nog eenige Romaansche strengheid in zijn decoratie (1210—1220): voorst, uit het Oude Testament (ruim 700 beelden: invloed van het portaal der H. Maagd van Senlis). In de veel lossere en lichtere beelden van het Zuiderportaal (einde 13e eeuw) raadt men den invloed van de Notre-Dame van Parijs: verheerlijking van Christus, laatste oordeel, martelaren (linkervleugel), belijders (rechtervleugel), zegenende Christus. De stijlvolle figuren vertoonen nog niet het verfijnde van die der kathedraal te Reims.

Het sober interieur werkt machtig door zijn architectonische vormen. Naast die van Bourges zijn de ramen van Chartres de volmaakste van hun stijl en tijd die van den W. gevel (o.a. voorst. van den Jesse-boom) zijn uit het eind der 12e eeuw. Het meest bekende raam der Zuidzijde (13e eeuw) is dat der tronende Maria met Kind, overschaduwd door den H. Geest en vereerd door engelen („la belle verrière”); ook de beide roosvensters in het transept munten uit door wel overwogen compositie en brandend koloriet. Het koor wordt omgeven door een gebeeldhouwde omheining, waar in 40 groepen het Maria- en Christusleven is voorgesteld. Het werk werd door Jean Texier van Beaune (ca. 1514) begonnen, doch eerst in den aanvang der 18e eeuw voleind. In de crypte bevinden zich nog enkele resten van muurschilderingen uit de 13e eeuw; daar is ook de veel bezochte kapel van Notre-Dame sous Terre.

De S. André (geconsacreerd begin 12e eeuw) heeft in haar schip typische Normandische pijlers. De S. Pierre (deelen der zijschepen uit de 12e eeuw) is bekend om zijn vensters (13e en 14e eeuw). De S. Martin-en-Valle (12e eeuw) vertoont nog resten van een vroegere basiliek (10e eeuw); in de crypte Gallo-Romeinsche kapiteelen en enkele sarcophagen. De S. Aignan (overgang van Gotiek naar Renaissance) heeft 4 goede Renaissance-vensters.

Het oude stadhuis (vroeger Hôtel Montescot, 1614) is een voorbeeld van Fransche Renaissance. Verder zijn merkwaardig de vele huizen met houtconstructie (o.a. Maison du Saumon). Behalve het archeologisch Museum is er het Musée, waarin werken van Fransche meesters (Fragonard, Bouchot) en een tweetal van Goyen (o.a. gezicht op Dordrecht). De rijke bibliotheek bevat 1 500 hss.

Lit.: Mayeux, Monographie monumentale de l’église St. André de C. et de la chapelle St. Nicolas (1912); Jusselin, Vieilles maisons chartraines (1912); Clerval, Guide Chartrain. C. Ses monuments, sa Cathédrale (1924); Houvet, La cathédrale de C. (7 dln. z. j.); Houvet en Delaporte, Les vitraux de la cath. de Ch. (z. j.)

< >