Chartisme - (aanhangers worden Chartisten genaamd) is een organisatie van het Engelsche proletariaat met een staatkundig en een sociaal of socialistisch ideaal; het eerste doel was aan de arbeidende klassen invloed te bezorgen op de regeering, einddoel was echter de vervorming van de maatschappij.
Aanleiding tot deze beweging was de verdrukking der lagere standen; ondanks den vooruitgang in land, industrie en handel heerschte diepe ellende en groote ontevredenheid bij den arbeidersstand. Wel werd een wet uitgevaardigd, waardoor in de textielnijverheid eenige bescherming werd gegeven aan kinderen en jeugdige personen; ook de armenwet van 1834, welke de armoede wilde beteugelen door het inrichten van werkhuizen, waarin de armen zich niet gaarne zouden laten opnemen, nam de ontevredenheid niet weg, de klassenhaat werd er zelfs door aangewakkerd. Een vereeniging van werklieden te Londen, „the Working Men’s association”, maakte in overleg met eenige radicalen een ontwerp van een programma, dat leiden zou tot een nieuwe grondwet, het Charter van Engeland; in dit program, in 1837 tot stand gekomen en „Volkscharter” geheeten, werden de volgende zes punten opgenomen:
1° algemeen stemrecht der mannen, 2° jaarlijksche aftreding van het Lagerhuis, 3° geheime stemming, 4° afschaffing van de voorwaarde, dat men, om gekozen te kunnen worden, over een zeker vermogen of inkomen moest beschikken, 5° schadeloosstelling of honorarium aan de parlementsleden, 6° indeeling van den staat in gelijke districten. Deze punten tezamen vormden het Volks-Charter; wie zich daaraan aansloten, werden Chartisten genoemd. Bedoeling was zich meester te maken van den staat om dan de maatschappij te vervormen, waardoor de slechte sociale toestanden zouden verdwijnen en de overheersching der klasse der industrieelen, verbonden met de aristocratie, zou eindigen. Een groote propagandatocht werd geopend, vooral in de fabrieksdistricten Lancashire en Yorkshire, met de middelpunten Manchester en Liverpool; men drong door tot Chester en Northumberland, Durham, Glasgow en Edinburgh; de propagandisten stonden onder leiding van Henri Hetherington en werden gesteund door de opkomende democratische volkspers; groote arbeidersdemonstraties hadden plaats.
Door de vele nieuw opkomende leiders ontbrak het echter aan eenheid in de leiding; naast de twee Ieren, Feargus O’Connor en Branterre O’Brien, stonden leiders op uit de arbeidersklasse zelf, zooals de boekdrukkersgezel Henry Vincent, de kleermakersgezel Robert Lowery, de schoenmaker Thomas Cooper, en uit de geestelijke voorgangers der gemeenten, die afgescheiden waren van de Engelsche staatskerk, „dissenters”, welke de zijde kozen van het ontevreden volk, o.a. Josef Renier Stephens. Op meetings, gesteund door de mannen der „tien-uren beweging” dreigde men met een „heilige” algemeene staking en met revolutie. Het Chartisme werd een „vraagstuk van mes en vork, het beteekende goede huisvesting, voldoend loon en inkorting van den arbeidstijd” (Stephens). De regeering verbood de meetings en het middel van tegenweer, de fakkeloptochten.
Op de Conventie der gedelegeerden van de Chartisten te Londen, 4 Februari 1839, kwamen twee stroomingen tot uiting : de eene, welke zich wilde beperken tot zedelijke middelen van overleg, de andere, welke een beroep deed op macht en geweld. De Conventie, verlegd naar Birmingham, werd het eens over een staking van een „heilige maand”, indien het volkscharter niet gunstig ontvangen zou worden door het Parlement; rollen papier met petities werden op karren naar het Parlement vervoerd; de petitie werd verworpen, een arbeidersopstand volgde, maar de Chartisten gingen de verantwoordelijkheid eener algemeene staking niet aan; de regeering vervolgde de leiders, meetings werden verhinderd, de fractie van het geweld had de actie doen mislukken. In 1840 werd de beweging hervat, echter geheel in de richting der „moreele middelen”, en ze nam den naam aan van „the National Charter Association of Great Britain”; opnieuw diende men petities in, maar weer werd het volks-charter door het Parlement afgewezen. De Fransche revolutie van 1848 deed de Chartistische beweging herleven; en 3 April 1848 kwam de Conventie weer tezamen.
In groote rijen zou men naar het Parlement trekken om de petitie voor het volkscharter opnieuw in te dienen. Lord Wellington kreeg echter de meest volledige volmacht, troepen en kanonnen om de veiligheid te bewaren. Hierop trokken de Ghartisten zich terug. Nog eens hielden zij een Conventie, waarop hun eischen, als compromis tusschen de steeds meer uiteenloopende meeningen, in de bekende besluiten der Chartisten van April 1851 werden vastgelegd.
Het Chartisme heeft indirecten invloed gehad op de volksovertuiging ten opzichte van de bestaande sociale euvelen, op den groei der vakvereenigingen en op de sociale wetgeving (5 Aug. 1850 werd een wettelijke normaal-arbeidsdag ingevoerd voor vrouwen en jeugdige personen).
Lit. : Th. Carlyle, On Chartism (1839); R. G. Gammage, The history of the Chartist movement (1854); L. Brentano, Die Englische Chartistenbewegung (1874); H. P. G. Quack, Socialisten, personen en stelsels (III); H. Schlüter, Die Chartistenbewegung in England (1892); J. West, History of the Chartist movement (1920).