Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Charles Nodier

betekenis & definitie

Fransch letterkundige en geleerde. *29 April 1780 te Besançon, ♰27 Sept. 1844 te Parijs. Begonnen op het gebied der natuurwetenschappen (Dissertation sur l’usage des Antennes; Bibliogr. entomologique, enz.), kwam hij in de letteren met Les Pensées de Shakespeare, extraites de ses oeuvres (1801), met een Wertheriaanschen roman, Le Peintre de Salzbourg (1803), en een verzenbundel, Essais d’un jeune barde (1804).

Uitgeweken onder Napoleon, keerde hij als koningsgezinde terug na Waterloo. Hij publiceerde zijn Histoire des Sociétés secrètes dans l’armée (1815) benevens zuiver litteraire werken als: Jean Sbogar (1818), Thérèse Aubert (1819), Les Vampires (1820), Smarra (1821), enz.

In 1823 tot bibliothecaris van „l’Arsenal” benoemd, hield hij een invloedrijk Salon (cénacle), waar allerlei romantici elkander ontmoetten. Lid van de Acad. française(l833).Verdere werken: La Fée aux Miettes (1832); La Neuvaine de la Chandeleur (1839); Le Chien de Brisquet (1844); Souvenirs; Episodes et Portraits pour servir à l’hist. de la Révolution (1831) ; Souvenirs de Jeunesse (1832).

Uitg.: Oeuvres choisies, d. Cazes.

Lit.: M. Salomon, Ch. N. et le groupe romantique (1908); L. Pingaud, La Jeunesse de Ch. N. (1914) ; J. Larat, La Tradition et l’exotisme dans l’oeuvre de Ch. N. (1923).

Willemyns.

< >