Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Chantilly

betekenis & definitie

Chantilly - 1° Stadje van 6 000 inw. ten N. van Parijs, bekend om de paardenrennen, om de zwarte kant en vooral om het kasteel, dat, reeds in de 10e eeuw bestaande, in de 14e eeuw verbouwd werd voor Pierre d’Orgemont als een burcht op driehoekig grondplan; andermaal in 1527—1630 verbouwd voor Anne, baron de Montmorency, onder leiding van den bouwmeester Pierre I Chambiges, vervolgens weer verbouwd in de 18e eeuw, verwoest tijdens het Consulaat, in 1875—’85 herbouwd door den architect Daumet voor den hertog d’Aumale; bergt thans het museum Condé. Aan den voet en terzijde van dit zgn. „groote slot”, ligt op een eilandje het „kleine slot” van C., ca. 1560 gebouwd voor Anne de Montmorency, door den bouwmeester Jean Bulland, bestaande uit vier een rechthoekig binnenplein omsluitende vleugels met hoekpaviljoens, in welker gevelarchitectuur reeds de kolossale orde is toegepast. Dit laatste, nog vrij gaaf bewaarde kleine slot, dat in verschillende onderdeelen den invloed van Philibert Delorme verraadt, is een voorbeeld van het binnendringen van den Klassicistischen Italiaanschen geest in de Fransche Renaissance.

Lit.; W. H. Ward, The architecture of the Renaissance in France (I Londen 1911, 64, 135-136, 147); F. Gebelin, Les chateaux de la Renaissance (Parijs 1927, 75-79). F. Vermeulen 2° Een kantsoort, uit de 18e eeuw, van linnen of zwarte zijde geklost,genaamd naar het stadje Chantilly. De teekeningen bestonden meestal uit manden of vazen met bloemen in den trant van het aardewerk van Chantilly. De kenmerken van C. zijn: weelderige vaas-, manden bloemvormen, sterk gedraaide contouren en 6-hoekige maasvorm. → Kanten. J. Rutten

< >