Chadbourne-plan - Den 9en Mei 1931 kwamen de belangrijkste suiker exporteerende landen, op voorstel van den Amerikaan Thomas K. Chadbourne, overeen om gedurende 5 jaar hun exporten voor de vrije wereldmarkt te beperken tot overeengekomen hoeveelheden. De daarboven uitgaande voorraden moesten worden achtergehouden . Tot deze overeenkomst traden toe: Cuba, Java, Duitschland, Tsjecho-Slowakije, Polen, Hongarije, België en later Peru. De overeenkomst loopt af op 1 September 1935. Bij de uitvoering bleek, dat de Europeesche exportlanden in betrekkelijk weinig jaren de bedongen exporten hadden bewerkstelligd en hun voorraden hadden geliquideerd. Ook Cuba kon voor een groot gedeelte zijn voorraden opruimen. De exportmogelijkheid van Java bleek echter zeer te zijn afgenomen, zoodat de exporten van dit productieland ver beneden het toegestane quantum bleven.
De voorraden aldaar namen dan ook eerst nog toe en verminderden daarna slechts zeer langzaam, zoodat Java verplicht werd zijn productie zeer sterk in to krimpen. Bij het sluiten der overeenkomst was door Chadbourne min of meer in uitzicht gesteld, dat de Ver. Staten met aangesloten gebieden hun productie in overeenstemming zouden brengen met den geest der overeenkomst. Dit is echter niet geschied en de productie in Amerika en de aangesloten productielanden werd nog uitgebreid. Pas in 1934 werd voor deze gebieden tot een productiebeperking besloten.
Ook in verschillende niet aangesloten productielanden werd de productie uitgebreid, zoodat de productie van 1933 —1934 weder hooger is dan die van 1932—’33, terwijl de wereldvoorraad slechts weinig is afgenomen. Bijzonder op Java hebben zich groote voorraden opgestapeld. De poging om door het C.-p. de prijzen op de vrije wereldmarkt te doen stijgen, is dan ook wel als mislukt te beschouwen. Anderzijds zou bij het niet sluiten der overeenkomst wellicht een nog grootere voorraad aanwezig zijn geweest. P. v. Ginneken