Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Cavour

betekenis & definitie

Cavour - Camillo Benso, graaf van, beroemd Italiaansch staatsman, die de Italiaansche eenheid bevorderde; * 1810 te Turijn, † 6 Juni 1861 aldaar. Eerst voor den krijgsdienst bestemd, verliet hij kort na 1830 het leger om zich aan de studie van politieke en sociale problemen te wijden: hij kreeg weldra de overtuiging, dat de constitutioneel-monarchale staatsinrichting, wier Engelsch voorbeeld hij bij voorkeur bestudeerde, het hechtste bolwerk was zoowel tegen het despotisme van den vorst als tegen de heerschappij der massa.

In 1847 stichtte hij te Turijn het dagblad „Il Risorgimento”, hetwelk de vrijmaking van Italië beoogde. Zijn politieke loopbaan begon echter niet vóór de verkiezingen van 1848, die hem voor het eerst naar het Sardijnsch parlement zonden. In het kabinet d’Azeglio was hij minister van Landbouw en Handel (1850-Mei 1852). Nov. 1852 trad hij als premier op, welken post hij met twee korte onderbrekingen tot zijn dood toe behield. Sedert dien streefde hij met buitengewone bekwaamheid, energie en volharding naar de vrij- en eenmaking van Italië, onder leiding van Piemont, door de vereeniging van alle Italiaansche krachten en de ondersteuning van het buitenland.

Hij verwierf zich de sympathie van de voornaamste Italiaansche revolutionnairen, als Garibaldi en Canin, en zond een Italiaansch leger naar de Krim, waardoor hij de gelegenheid kreeg, om op het vredescongres te Parijs (1856) de Italiaansche kwestie ter sprake te brengen. Op de samenkomst te Plombières (21 Juli 1858) bewoog hij Napoleon III tot een bondgenootschap met Piemont tegen Oostenrijk: als een gevolg van den veldtocht in 1859 werd Lombardije bij Piemont ingelijfd. Daarenboven kon hij nog de meeste vorstendommen in Midden-Italië, alsook Napels en Sicilië, en enkele gewesten van den pauselijken staat met Piemont vereenigen, den titel „Koning van Italië” aan Victor Emanuel II opdragen (17 Maart 1861) en het eerste Italiaansch parlement bijeenroepen. De totale eenmaking van Italië kon echter slechts door zijn opvolgers worden bereikt, doch zijn optreden had dit mogelijk gemaakt. Zijn verhouding tot den H. Stoel, die hem meermalen van Katholieke zijde verweten werd, is een moeilijk probleem, dat nog niet heelemaal belicht werd: het lijkt echter wel, dat C. de inlijving van geheel de pauselijke staten een noodzakelijkheid achtte en hij schrok er niet voor terug de grenzen van deze staten in 1860 te schenden.

Tweemaal werd C. in den kerkelijken ban geslagen. Reeds in 1855, omdat hij een wet had doorgevoerd, waarbij de kloostergemeenten in Piemont gedeeltelijk opgeheven werden, viel hij samen met koning Victor Emanuel onder de excommunicatio maior, door Pius IX tegen hem uitgesproken. In 1860 werd de kerkelijke ban latae sententiae nogmaals tegen hem uitgesproken, omdat op zijn bevel het pauselijk gebied geschonden werd en hij verklaard had, dat Rome de hoofdstad van het hereenigde Italië zou worden. In godsdienstzaken was C. volkomen onverschillig, doch toen hij einde Mei 1861 doodelijk ziek werd, uitte hij het verlangen om in het geloof zijner voorzaten te sterven. 5 Juni, ’s avonds, werd de Heilige Communie hem toegediend door p. Giacomo, pastoor van zijn parochie, te Turijn. Doch daar deze de macht niet bezat zulks te doen, werd hij ter verantwoording naar Rome geroepen en voor suspensus a divinis verklaard.

Uitg.: Een volledige druk van de talrijke werken van C. wordt sedert 1927 te Bologna, op bevel van de Italiaansche regeering, onder titel Carteggio di C., bezorgd. — Lit.: R. Bonghi, C. (Turijn 1861); A. Luzio, Garibaldi, Cavour e Verdi (Turijn 1924; een werk, waardoor de studie van de Italiaansche kwestie in meer dan één opzicht hernieuwd werd); P. Matter, Cavour et l'unité italienne (3 dln. Parijs 1922-’27); in het bijzonder over de persoonlijke betrekkingen van C. met de kerk: Mazziotti, Le comte de C. et son confesseur (Parijs 1919, vert. Weil).

Lousse.

< >