Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Cassel, gustav

betekenis & definitie

Cassel, gustav - Zweedsch economist van wereldvermaardheid; * 20 Oct. 1866 te Stockholm; van 1904 tot 1933 aldaar hoogleeraar aan de hoogeschool; onderging den invloed van Walras, den stichter der school van Lausanne, wiens ingewikkeld stelsel van vergelijkingen hij echter vereenvoudigde.

Voordat C. zich aan economische studiën wijdde, hield hij zich bezig met de studie der mathematiek; hiervan getuigt reeds zijn eerste theoretisch werk: Grundriss einer elementaren Preislehre (1901). In 1903 stelde hij zich scherp tegen Böhm Bawerk’s rentetheorie, in zijn werk: The nature and necessity of interest, en verwerpt vooral het begrip productieperiode, dat hij als onbruikbaar ziet voor de verklaring van den rentevoet. Rente is volgens C. de prijs voor het wachten en de hoogte ervan wordt bepaald door vraag en aanbod.

Cassels algemeen theoretisch standpunt leert men vooral kennen door zijn herhaaldelijk gedrukt, veelgebruikt leerboek: Theoretische Sozial-Oekonomie; karakteristiek is, dat hij de Oostenrijksche waardeleer bestrijdt en de waarde voor de economie als overbodig verwerpt; C. wil alleen weten van een prijsleer, waarin de beperktheid (Knappheit) een overheerschende rol speelt; de verklaring der prijsvorming geschiedt door middel van een stelsel van functioneele vergelijkingen, welke elkaar wederkeerig bepalen, zoodat alle prijzen zoowel van gebruiksgoederen als van productiefactoren een evenwichtssysteem vormen. Vraag- en aanbodfuncties worden beschouwd als gegeven grootten, volgens den graad der „Knappheit”.

De omvang der vraag is bij een gegeven prijs een tastbaar feit, dat zich in quantitatieven vorm openbaart; uitgangspunt is bij C. steeds het quantitatieve begrip, het begrip van het normale en van den gelijkmatigen vooruitgang. Tijdens en na den oorlog hield C. zich vooral bezig met het geldprobleem; in zijn geschrift: Teuerung u. Zettelüberflusz behandelde hij de inflatieverschijnselen, in een tijd toen hieromtrent groote verwarring heerschte; ook onderzocht C. den invloed van den goudvoorraad op het prijsniveau, waarbij het begrip van het normale noodig is om de afwijkingen te kunnen constateeren. Toen de groote schommelingen der wissel-koersen de aandacht trokken, verspreidde C. in meerdere, zelfs populaire geschriften de leer der koopkrachtpariteit, volgens welke de hoogte der wissel- en valutakoersen door de verhouding der koopkracht van het geld in de landen in kwestie bepaald wordt. C. heeft grooten invloed gehad op de reorganisatie van het Zweedsche geldwezen en was een der vooraanstaande valuta-experts der Conferentie te Brussel.

Ter gelegenheid van zijn aftreden als hoogleeraar (20 Oct. 1933) werd C. een feestbundel (Economie essays in honour of Gustav Cassel) aangeboden, waarin een vijftigtal bijdragen van economisten uit verschillende landen zijn opgenomen.

Werken: Theoretische Sozialökonomie (Leipzig 41927); Das Stabilisierungsproblem, od. d. Weg zu einem festen Geldwesen (Duitsche vert. v. Mehlem, Leipzig 1926); Fundamental thoughts in economics (Londen 1925); The nature and necessity of interest (New York 1903); The world’s monetary problems, two memoranda to the League of Nations (Londen 1921); Money and foreign exchange after 1914 (New York 1922; Fr. vert.: La monnaie et le change après 1914, Parijs 1923); Wandlungen im Wesen der Goldwährung (Leipzig 1930). — Lit.: W. L. Valk, Het theoretisch-economisch stelsel van G. C. (1926); H. Mayer, Der Erkenntniswert der funktionellen Preis-theorien, in Wirtschaftswissenschaft der Gegenwart (III, 218).

M. Verhoeven.

< >