Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Carthago

betekenis & definitie

Carthago - Punisch: Karthadasht = Nieuwe Stad, gesticht in de 9e eeuw v. Chr. door de Phoeniciërs vanuit Tyrus, 5e —3e eeuw v. Chr. groote machtsuitbreiding over de Phoenicische kolonies der Middellandsche Zee en over N. Afrika; voor de opkomende macht was de familie der „Megoniden” sterk werkzaam. Sinds de 6e eeuw v. Chr. handelsverdrag met Rome, wiens machtsuitbreiding naar het Z. een botsing onvermijdelijk maakte: Punische oorlogen. De slag bij Zama (Z.W. van C.) in 204 v. Chr. beteekende den politieken ondergang van C., dat na den 3en Punischen oorlog in 146 v. Chr. verwoest werd. G. Gracchus stichtte er 25 jaren later een Romeinsche kolonie, die zich sinds Caesar en Augustus ontwikkelde tot een bloeiende Romeinsche grootstad. Zie plaat.

Archeologie van C. Voor de citadel, zie → Byrsa.

Van het Punische C. bezitten we rijke vondsten uit de necropolen: kostbare houtbewerking, veel ceramiek van middelmatige kunstwaarde en sterk Egyptisch beïnvloed, metalen, vooral bronzen voorwerpen met naast Egyptischen ook Griekschen invloed, zilveren en gouden sieraden, ivoren en beenen voorwerpen, ivoren inlegwerk. De aanwezigheid van Protocorinthisch en Corinthisch aardewerk, van ceramiek uit Apulië en Campanië, van Attische en zgn. Rhodische lampen bewijst de uitgebreide handelsrelaties. Talrijke amuletten wijzen o.a. op den dienst van Tanit en Baal Hammon.

Van het Romeinsche C. werden resten van bouwwerken gevonden: odeum, theater, amphitheater, waarvan de arena iets kleiner is dan die van het Colosseum te Rome, thermen; een aquaduct van 132 km lengte, gebouwd op last van Hadxianus, voerde per dag 32 millioen liter water aan; resten van tempels, villakwartier met rechthoekig stratennet. Naast de weinige overblijfselen van schilderkunst, welke doet denken aan den Pompejaanschen stijl, is de beeldhouwkunst sterk vertegenwoordigd: beelden en koppen van Juppiter, Juno, Venus en Amor, Victoria, Ceres Africanus, Aesculapius en Telesphorus, ook van leden van het keizerlijke huis: Augustus, Octavia, Marcellus, Lucius Veras, Antoninus Pius. Kostbare vondsten worden bewaard in het tegenwoordige C. in het Musée St. Louis en het Musée du Bardo. Voor de opgravingen, met name van de Punische necropolen, verwierven zich groote verdiensten Delattre en Gauckler.

Lit.: G. G. Lapeyre, Carthage (1930, waar voornaamste literatuur); Stéph. Gsell, Hist. anc. de l'Afrique du Nord (I-IV 1913—1920 voor het Punische C., V enz. voor het Romeinsche C.); Carton, La beauté des ruines de Carthage (1923); id., Carthage (1926); voor afzonderlijke kwesties: Stéph. Gsell, Chronique archéologique africaine, in Revue Africaine (1893 vlg.) en in Mélanges d’archéologie et d’histoire de l'Ecole framjaise de Rome (XV 1895 vlg.). W. Vermeulen Carthago stond uiteraard aan het hoofd der Kerk van Noord-Afrika, al voerde de bisschop in de eerste eeuwen geen bijzonderen titel.

Van de bisschoppen is vooral S. Cyprianus beroemd geworden, de martelaar en kerkvader. Er werden sinds begin 3e eeuw tal van provinciale synoden gehouden, vooral in verband met het → Donatisme. Voor de geschiedenis, → Afrika, Augustinus, Cyprianus, en de lit. aldaar.

Kerkelijke kunst. C. bezat in de 4e tot 6e eeuw eenige tientallen basilieken. In de documenten van dien tijd kan men er 23 vinden. Enkele daarvan zijn met meer of minder waarschijnlijkheid door p. Delattre bij zijn opgravingen teruggevonden. Het Christelijk museum der Witte Paters bevat o.a. een mooi reliëf, voorstellend de Aanbidding der Wijzen; een inschrift met de namen der in C. zoo populaire martelaressen Perpetua en Felicitas; een aantal kleine beeldjes van moeder met kind (of dit werkelijk Maria-beeldjes zijn is nog twijfelachtig).

Lit.: Audollent, Carthage romaine (1901); Mesnage, l'Afrique chrétienne (1912); Sauer, Der Kirchenbau Nord-Afrikas, in Grabmann u. Mausbach, Aurelius Augustinus (1930, 243-301); Lapeyre, l'ancienne Eglise de Carthage (II 1932). Franses

< >