Carracci - is de naam van een Ital. kunstenaarsfamilie uit Bologna in de 16e eeuw.
1° Agostino, schilder, beeldhouwer en graveur, 1557 te Bologna, ♱ 1602 te Parma; werkte eerst bij een goudsmid, later bij Prospero Fontana, Passerotti en zijn neef Lodovico C. In het graveren ontving hij o.a. onderricht van Comelis Cort. Te Parma graveerde hij naar grote meesters, vnl. Veronese en Tintoretto. Zijn koloriet is niet altijd even zuiver. In 1602 ging hij met zijn broeder Annibale naar Rome, doch wegens onenigheid verliet hij hem spoedig. De beschildering van het gewelf van een der zalen in „II Giardino”, het hertogelijk paleis van Panna, bleef door zijn dood onvoltooid.
Voorn. werken: Communie van S. Hiëronymus (Bologna, Pinacotheek); Opneming van Maria ten hemel (ibidem); gewelfschildering in II Giardino te Parma (onvoltooid).
2° Annibale, schilder, broeder van Agostino, * 1560 te Bologna, ✝ 1609 te Rome. Hij is de vruchtbaarste en meest begaafde der drie C. (Zie plaat.) Reeds op 18-j. leeftijd schildert hij voor kerken in Bologna. Hij trekt naar Parma om Correggio en naar Venetië om Veronese te bestudeeren; daar ondergaat hij tevens invloed van de Bassani. Met zijn broer en zijn neef Lodovico stichtte hij in zijn vaderstad (1582) een kunstacademie, die vele artisten voortbracht, maar later ook reden werd van een stilstand in de ontwikkeling der schilderkunst te Bologna. Zijn eerste werken, die hij in samenwerking of met Agostino of met Lodovico uitvoerde en waarvan hij voornamelijk de figuren schilderde, geven in al hun technische onvolmaaktheid en grofheid van koloriet, toch een meesterschap in houding en drapeering te raden. Op het eind van 1595 trok Annibale naar Rome, waar hij in het Palazzo Famese de triomfen der liefde schilderde in gelukkiger compositie en doorschijnender en frisscher koloriet.
Voorn. werken: Christus aan het Kruis met heiligen (1578, Bologna, S. Niccoló); Argonautenlegende (na 1582 met Agostino en Lodovico; Bologna, Paleis van graaf Fava); Geschiedenis van Romulus en Remus (1592 met Lodovico ; Bologna, Palazzo Magnani); Kruisafneming (ca. 1592, Parma, Galleria); Verrijzenis van Christus (1593, Parijs, Louvre); Christus en de Samaritaansche Vrouw (1593, Milaan, Brera); Triomfen der liefde (1595—1604; Rome, Palazzo Farnese); Quo Vadis (1600, Londen, National Gallery).
3° Lodovico, schilder, neef van de vorigen, * 1555 te Bologna, ✝ 1619. Werkte eerst bij Prospero Fontana, later te Florence bij Passignano; te Parma bestudeerde hij het werk van Correggio en Parmigianino en te Mantua de wandschilderingen van Primaticcio. Vooral echter schoolde hij zich te Venetië. Transparante kleuren, gesloten compositie en juist getroffen uitdrukking kenmerken reeds van het begin af (1588) zijn werk. In 1607 werkte hij in den dom van Piacenza op verzoek van den bisschop.
Voorn. werken: Tronende H. Maagd met engelen en heiligen (1588, Bologna, Pinacotheek) ; Madonna van de barrevoeters (degli Scalzi; ca. 1590, ibid.); Bekeering van den H. Paulus (ca. 1590, ibidem) ; S. Raymundus van Pennafort (1590, Bologna, S. Domenico); Preek van Sint Johannes den Dooper (1592, Bologna, Pinacotheek); Marialeven (fresco, 1607—1608, Piacenza, dom); Boodschap des Engels (fresco, 1618, Bologna, S. Pietro).
Lit.: Baglione, Vite de’pittori, scultori et architetti (1642); Bcllori, Vite de’pittori enz. (1672); Albini, I. C. (1909); Rouchès, La peinture bolonaise a la fin du 16e siècle. Les Carrache (1913); Voss, Die Malerei des Barocks in Rom (1925). Knipping