Carpaccio - V i t t o r e, Ital. schilder, * ca. 1455 te Venetië, ♱ 1525 of 1526 aldaar. Hij wordt in een document van 1507 vermeld als helper van Giambellini. Waarschijnlijk is hij leerling van Gentile Bellini geweest. Of hij in het Oosten (Konstantinopel) geweest is, is niet uit te maken. Wat hij aan Oriëntaalse dingen in zijn werk geeft, kan hij uit de Oosterse wijken zijner vaderstad en wellicht nog eerder van de teekeningen van Gentile Bellini hebben. Door de tijdgenooten werd zijn werk zeer geprezen.
Twee zonen hielpen hem later, Pietro en Benedetto. C. is een scherp opmerker. Met grote liefde schildert hij de kleine dingen op zijn monumentale werken: dieren en planten, schilderijtjes aan den muur, voorwerpen van gebruikskunst enz. Altijd geeft hij de gebeurtenis in Venetiaansch milieu. Die zorg voor het detail overlaadt niet zelden zijn compositie en zoo ze niet verward wordt, dan is ze vaak toch weinig overzichtelijk.
Slechts zelden ademt zijn werk grote rust en verhevenheid. Zijn omtrekken zijn een weinig hard nog en scherp (invloed van Bellini), soms doet hij zowel in zijn stoffering als in zijn opvatting wat archaïstisch aan en het is mogelijk, dat hij dit laatste na streefde. Hij houdt van amber-rose tinten en zijn koloriet is veel rustiger en vloeiender dan zijn teekening. Men prijst de harmonie, welke hij wist te scheppen tusschen houding en drapering. Het natuurlijkst doen de drie engelen in de „Opdracht van Jezus” aan.
Voorn, werken: Madonna en H. Johannes (Frankfort, Stadel Instituut); Vlucht naar Egypte (New York, privaatbezit); Sint Joris verslaat den draak (Venetië, S. Giorgio de Schiavoni); Christus’ Bloed (1496, udine, Museo); Kruis wonder (Venetië, Accademia); Aanbidding van het Goddel. Kind (1507, lord Berwick); Dood van Maria (1508, Ferrara, Museum); Opdracht in den Tempel, gen. Pala di San Giobbe (1508, Venetië, Accademia); Maria- en Stephanus-cyclus (resp. 6 en 4 voorst., verspreid in Bergamo, Milaan, Venetië, Berlijn, Parijs en Stuttgart; voor een groot deel werk van leerlingen); S. Ursula leven (9 voorst. Venetië,Accademia); St. Hiëronymus-cyclus (Venetië, S. Giorgio dei Schiavoni); H. Franciscus (1519, Pirano, S. Francesco). — Lit.: Ludwig en Molmenti, V.C. (1906); Venturi, Storia dell’arte italiana (VII 4, 1915); von Hadeln, Venezianische Zeichner des Quattrocento (1925); Hausenstein, Das Werk des V. C. (1925); Fiocco, V. C. (1931). Knipping.