Carnoy - 1° Albert, Belgisch taalgeleerde en politicus, professor aan de universiteit van Leuven. Is eenige jaren in België minister van Binnenlandsche Zaken geweest.
Hij geeft met enkele Leuvensche professoren, o.a. Gregoire en L. van der Essen, Collection Lovanium uit, een serie wetenschappelijke en literaire werken.
Werken: Les Indo-Européens, Préhistoire des langues, des moeurs et des croyances de l'Europe (1921); La science du Mot, Traité de sémantique (Leuven 1926); Le Latin d’Espagne d’après les inscriptions (Brussel 21906); Manuel de Linguistique grecque (1924); The real Nature of dissimilation, in Transact, of the Amer. Philol. Assoc. (XLI, 101); en verschillende andere, o.a. toponymiste studies. Weijnen.
2° Jean-Baptiste, Belgisch bioloog-plantkundige; * 1836 te Rumillies, ♱ 1899 te Schuls (Zwitserland). C. was professor in biologie en plantkunde aan de universiteit te Leuven en kanunnik van Doornik. Met zijn Recherches anatomiques et physiologiques sur les Champignons (1870) verwierf hij den vijfjaarlijkschen prijs voor wetenschappen. In 1876 richtte hij het eerste laboratorium op voor celkunde, thans het Camoy-gesticht.
Met G. Gilson stichtte hij het tijdschrift voor cytologie en histologie, La Celluie (1884), dat thans 43 delen bevat. Baanbrekend werk was zijn Biologie Cellulaire (1 1884). C. was de eerste, die in België wetenschappelijke arbeid verrichtte op het gebied van de cel- en weefsel kunde; zijn voorbeeld spoorde veel leerlingen aan tot verdienstelijk werk (Gilson, Biourge, F. Janssens, Van Gehuchten, Ide, V. Grégoire, enz.).
Lit.: Annuaire Univ. (Leuven 1900); La Cellule (XVII). Robijns