Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Cantharus

betekenis & definitie

Cantharus - naam, in de Oudheid, voor meerdere zeer verschillende dingen, in het bijzonder voor:

1° een drinkbeker met hooge ooren;
2° een fonteinbekken (althans in het Westen), oorspronkelijk van dien vorm, weldra echter zonder ooren en verwijd, en met een korte zuil tot voet. Zulke c. stonden voor de tempels en in het atrium der groote woonhuizen, ten gerieve vooral der bezoekers. (Overblijfselen in Pompei.) De Christenen plaatsten er ook een in het atrium der basilieken, opdat de geloovigen bij het binnentreden zich handen en mond konden wasschen (met het oog op de H. Communie). Later plaatste men er ook in de binnenhoven der kloosters. Dikwijls waren het kostbare monumenten, niet zelden voorzien van een ciborium- of koepelvormige overhuiving.

Beroemd was o.a. die der Constantijnsche S. Petrusbasiliek te Rome, bij welke het water neerstroomde uit een grooten (antieken) bronzen pijnappel. In het Oosten heette de c. veelal phiale (eigenlijk: drinkschaal), of loutèr (bad). Het water wordt daar (wel sinds de 6e eeuw) ieder jaar gewijd op den 6en Januari, Epiphania, wanneer de Doop des Heeren herdacht wordt. In het Westen bleef deze wijding onbekend en gaf men slechts aan het stoffelijke gebruik een geestelijken zin. → Bron; Fontein; Lavabo (Lavatorium); Wijwater. (verwijzing plaatje))

Lit.: Daremberg en Saglio, Dict. d’Ant. grecq. et rom. (s.v. Cantharus); Leclercq, in Dict. d’Arch. chr. et de Lit. (s.v. Canthare). “Louwerse.

< >