Cantata - noemt men in het algemeen een compositie voor solo- en koorzang met orkestbegeleiding. De muziekgeschiedenis kent velerlei nuancen in de samenstelling en inhoud der cantata’s. Als een van de nieuwe tegenstellingen tot de vocale polyphonie komt de c. in Italië voor op het einde der 16e eeuw en begin der 17e eeuw.
Het was een compositie voor één of twee solostemmen met instrumentale begeleidingen. De muzikale tendenz was lyrische monodische melodiekunst. Men onderscheidt o.a. de kerkelijke c., die uit meerdere onderdeelen bestaat, nl. aria’s en recitatieven; de kamercantate, die uit twee aria,’s en verbindende recitatieven bestaat; de wereldlijke c., die op dezelfde wijze is samengesteld, maar naar inhoud van de andere verschilt. De begeleiding werd in het begin der 17e eeuw geleidelijk belangrijker; de orkeststemmen werden iets zelfstandiger en men wendde ook obligate partijen aan. In het begin werd geen koorpartij gecomponeerd; later in 17e, 18e en 19e eeuw neemt het koor in de c. een belangrijke plaats in.
Tot de eerste beduidende componisten van c. behooren Allesandro Scarlatti en Astorga. De c. van Joh. Seb. Bach, zoowel op wereldlijk als kerkelijk gebied, zijn onovertroffen als expressieve lyrische kunst. Talrijke componisten in de 19e eeuw schreven c., o.a. Schumann: Scenen aus Goethe’s Faust; C. Franck: Rebecca. “H. Andriessen.
”