Cannae - antieke stad in Beneden-Italië, 1½ uur N.O. van het tegenwoordige Canosa di Puglia in het Z. deel van de Apulische vlakte. Bij C. versloegen de Carthagers onder Hannibal in 216 v. Chr. de Romeinen onder Gajus Terrentius Varro.
De slag bij C. is vooral door de schrifturen van den Duitschen chef van den generalen staf von Schlieffen bekend geworden als het voorbeeld van een vernetigingsslag, waarop o.a. het Duitsche operatieplan voor den opmarsch in het Westen in 1914 was gebaseerd. Hoewel nog niet geheel vast staat op welken oever van den Aufidus de slag werd geleverd, is het algemeene verloop vrijwel juist bekend. Hannibal beschikte over 32 000 zwaar bewapenden, 8 000 licht bewapenden en 10 000 ruiters. Varro nam met 55 000 zwaar bewapenden, 8 000 licht bewapenden en 6 000 ruiters aan den slag deel. Hoewel Aemilius Paulus, de mede-consul van Varro, in verband met de vroeger geleden nederlagen een slag wilde vermijden, werd Varro door de geestdrift van zijn leger aangespoord dezen te leveren. Hij vertrouwde daarbij op zijn overmacht aan zwaar bewapenden, wier kracht hij nog trachtte te vergrooten door hen op niet minder dan 36 gelederen op te stellen met 1 600 man in front.
De ruiterij verdeelde hij op de beide vleugels. De licht bewapenden kwamen aan weerszijden weinig in aanmerking. Hannibal stelde tegenover het zeer sterke front van Varro slechts 20 000 van zijn zwaar bewapenden en wel de troepen van de minste qualiteit (bondgenooten). Dit front stond op 12 gelederen.
Hij zette de hoofdmacht van zijn cavalerie onder Hasdrubal op den linker- en de lichte Numidische ruiterij op den rechtervleugel. Achter deze ruiters werden de 12 000 man van het zware Carthaagsche voetvolk, de elite van het leger, verdeeld. Dank zij de zeer sterke Carthaagsche vleugels werd de groote Romeinsche frontmassa weldra op beide flanken en zelfs in den rug aangevallen; zij moest naar alle zijden front maken en werd, vrijwel zonder veel tegenstand te kunnen bieden, vernietigd. De Romeinen verloren 48 000 manschappen, de Carthagers slechts 6 000, meest bondgenooten (zie schets).
L i t.: A. von Schlieffen, Cannae; Polybius; Plutarchus. “v. Voorst”.