Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Camphuysen

betekenis & definitie

Camphuysen - 1° Dirck Rafaelsz., Nederlandsch dichter en predikant. * 1586 te Gorkum, ✝ 19 Juli 1627. Een typisch consequente Protestant, die ten slotte buiten elk kerkverband is gebleven.

Hij was eerst in de leer bij een kunstschilder, doch in 1608 werd hij student te Leiden. Ofschoon hij van aanzienlijke afkomst was, zag hij zich genoodzaakt een betrekking als gouverneur bij de familie van Boetzelaer aan te nemen. Later wordt hij predikant te Vleuten, waar hij onder grooten toeloop predikte; om zijn Remonstrantsche neigingen werd hij verbannen en zocht zijn toevlucht in Oost-Friesland, waar hij een drukkerij opzette samen met Pieter Arentsz. Later woonde hij te Harlingen, op Ameland en te Dokkum, waar hij een linnenhandel dreef. Zijn religie droeg een uitermate sterk persoonlijk karakter en was gebaseerd op de meening, dat ieder rechtstreeks en zonder eenige dwingende tusschenkomst van welke autoriteit ook, zijn verhouding tot God regelen moest uit den bijbel. Daarom wilde hij van geen enkele kerkelijke belijdenis iets weten en zijn ernstigste grief tegen Rome was dan ook de „Conscientie-dwangh”.

Zoo onverbiddelijk als hij is tegenover de godsdienstige beginselen, zoo mild is zijn oordeel over de menschen. Zijn denkbeelden zette hij uiteen in zijn preeken en brieven, maar vooral in zijn hoofdwerk: „Van ’t onbedriegelijck Oordeel tusschen Goede ende quade Leere”. Naast dit proza, dat om den zuiveren stijl waard is om nog gelezen te worden, schreef C. een groot aantal Stichtelijke Rijmen, die hij te Dokkum verzamelde (le uitg. 1624 te Hoorn). In dit werk ligt zijn groote beteekenis voor de letterkunde: hier toont hij zich als zuiver dichter een voorlooper van Gezelle, zoowel in subtiliteit van gedachten als in zijn vloeiende, eenvoudige taal.

Zeer bekend is de slotstrophe van zijn Mayschen Morgenstondt: „Ach, waren alle menschen wijs”. Verschillende zijner gedichten worden nog gezongen als geestelijke liederen in de Protestantsche kerken. Zijn psalmvertaling, ofschoon veel beter, kon die van Datheen niet verdringen.

Werken: Stichtelijoke Rijmen (le uitg. 1624, in den loop van ruim een eeuw bijna vijftig drukken); Theologische werken (waarvan een zevental drukken); Brief tot afrading van ’t Pausdom (zonder auteursnaam; wordt met vrij groote zekerheid aan C. toegeschreven).

Lit.: L. A. Rademaker, Didericus Camphuysen (Diss. Utrecht, Gouda 1898); G. Kalff, Camphuysen herdacht (in Stud. over Ned. dichters der 19e eeuw); L. Knoppert, oude Ned. Psalmberijmingen (in Hand. Mij. d. Ned. Lettcrk. 1905—’06). “Piet Visser” 2° Govert, schilder, zoon van den beroemden theoloog en dichter Dirck Rafelsz. * 1624 te Dokkum, ✝ 1672 te Amsterdam.

Hij werkte te Amsterdam, ook eenigen tijd in Zweden. Vnl. portretten en boerenerven met vee. Hij schijnt invloed op Potter gehad te hebben en was o.a. leermeester van Aert v. d. Neer. Hij had een zoon Godefridus, die ook schilderde, maar van wien geen werken bekend zijn.

Lit.: O. Holland (XXI); v. Wurzbach, Nied. Künstlerlex.

3° Rafael Govertsz, schilder, neef van Govert C., * 1598, ✝ 1657, werkzaam te Amsterdam. Hij was bevriend met Aert v. d. Neer, wiens kunst hij sterk imiteerde.

Lit.: O. Holland (III on XXI): v. Wurzbach, Nied. Künstlerlex. “Schretlen

< >