Camouflage of → maskeering. Hieronder verstaat men alle maatregelen, welke in oorlogstijd (bij → duurzame versterkingen ook in vredestijd) worden genomen, om troepen, versterkingen, geschutsopstellingen e.d. aan vijandelijke waarneming te onttrekken.
Waar onzichtbaarheid onmogelijk is, tracht men dit te bereiken door mimicry (bijv. uitkijkpost in een zorgvuldig nagebootsten, hollen boom van plaatijzer), door het voorkomen van wijzigingen in vorm en kleur van het terreinbeeld en door, bij een schijnbare leegte van het bezette terrein, de aandacht af te leiden met behulp van bedrieglijke schijnwerken. De gevaarlijkste en moeilijk te misleiden gelegenheid tot waarnemen biedt de luchtfoto, doch men moet ook rekening houden met waarnemers in vliegtuigen, kabelballons of op hooge opstellingen en met grond waarnemers. Op zgn. loodrechte, als landkaart genomen, luchtfoto’s verraden opstellingen zich vooral door het plattrappen van gras e.d., door graafwerken, slagschaduwen, enz. De camouflage bestaat uit het vermijden van nieuwe paden en sporen, het benutten van elk bladerdak en zoo noodig het vervaardigen van kunstmatige horizontale schermen (bijv. vischnetten, doorvlochten met reepen jute) boven geschutsopstellingen e.d. De structuur of samenstelling van de niet gladde, maar borstelige schermen is belangrijker dan de kleur, al speelt ook deze een rol. Tegen kabelballonwaameming worden verticale schermen, kunstmatige heggen, opgesteld.
Ten opzichte van waarnemers op den grond neemt de kleur een belangrijker plaats in. Reeds in den Wereldoorlog paste men op legermaterieel verschillende stelsels van beschildering toe. Evenals in de dierenwereld zocht men aanpassing aan de omgeving door kleine vlekken of door verminking der vormen met behulp van groote vlekken. “H. Lohmeijer ”