Camee - (Ital. cameo) is in het algemeen elke in reliëf gewerkte steen (tegenover de intaglio, welke in verdiept gewerkt is). Voor camee worden meestal steenen (halfedelsteenen) gebruikt, die uit lagen van verschillende kleur zijn samengesteld: vooral onyx (bruin tot zwart tegen wit) en sardonyx (bruin, wit, rood), in lateren tijd ook schelpsoorten, die uit meerdere lagen bestaan en speciaal daarvoor geprepareerd glas.
De steensnijder werkt dan het van tevoren op den steen geteekend beeld uit, zoodat het als een silhouet tegen de onderkleur afsteekt. Reeds de scarabeeën der Egyptenaren werden als c. gesneden. Assyriërs en Perzen en de vroege bewoners van Creta kenden c., doch vooral in den Hellenistischen en vroeg-Romeinschen tijd werd de kunst van het camee-snijden tot hooge ontwikkeling gebracht. Van haar namen de Byzantijnen ze over. Ook vroeg-Christel. c. zijn bekend. Ze werden niet enkel als kleedingsieraad gebruikt, doch ook om boekbanden en kruisen (crux gemmata)
te versieren. In de middeleeuwsche kunst van het Westen geraakte de kunst van camee-snijden nagenoeg geheel in verval.
Men verloor de techniek. Deze brachten Grieksche vluchtelingen, na den val van Konstantinopel (1453) weer naar Italië over en spoedig geraakte ze daar (en later in Frankrijk) tot grooten bloei. In de 18e eeuw vond ze in de Tirolers Pichler bekwame en kunstige beoefenaars.
Lit.: Blümner, Technologie und Terminologie der Gewerbe und Künste bei Griechen und Römern (III 1884, 227 vlg.); King, Antique gems and rings (1872); Furtwangler, Die antiken Gemmen (1900); Lippold, Gemmen und Kameen des Altertums und der Neuzeit (1922). “Knipping ”