Caecilia - Heilige. Van het leven der H. Caecilia is weinig bekend met historische zekerheid. De eenige bron is de Passio (Martelaarsakten), die geheel en al op legendarischen grondslag berust en geschreven schijnt rond 500.
Volgens deze bron stamt C. uit het adellijke Romeinen-geslacht der Caecilii. Tegen haar wil werd zij aan den heiden Valerianus ten huwelijk gegeven; door haar toedoen bekeert deze zich met zijn broeder Tiburtius; paus Urbanus doopte hen, maar na eenige dagen werden alle drie gevangen genomen door den prefect Almachius. De beide broeders werden onthoofd, en nadat men tevergeefs getracht had C. te verstikken in haar badkamer, werd ook zij na enkele dagen onthoofd. Haar huis had zij vermaakt als kerk aan de Romeinsche Christengemeente.
Dit moet gebeurd zijn in de eerste helft der 3e (of misschien ook 4e) eeuw. Waarschijnlijk is C. die den marteldood stierf een andere als de Caecilia, die haar huis aan de Kerk schonk. Langzamerhand heeft men deze twee Caecilia’s geïdentificeerd, en op deze persoonsverwarring is waarschijnlijk de latere Passio gebaseerd.
Mede ten gevolge van deze verwarring werden in de 9e eeuw de lichamen der H.H. Caecilia, Tiburtius, Valerianus e.a. overgebracht naar de titelkerk van Caecilia. Bij de vernieuwing dezer kerk vond men in 1599 haar lichaam in de bekende houding (liggende op de rechterzijde), die den kunstenaar Maderna inspireerde tot zijn beroemd marmerwerk.
Liturgie en muziek. Reeds in het zgn. Martyrologium Hieronymianum (begin 5e eeuw) wordt zij vermeld als martelares en in het Sacramentarium Leonianum (6e eeuw) komt haar feestmis reeds voor. Voor het Kerkelijk Officie diende de Passio als grondslag.
Een onvolledig overgenomen, en daardoor verkeerd begrepen passage hieruit werd aanleiding, dat C. de patrones der muziek zou worden. In de Passio leest men: Venit dies in qua thalamus collocatus est, et cantantibus organis illa in corde suo soli Domino decantabat; uit dezen context blijkt.dat bijcantantibus organis gesproken wordt over de profane bruiloftsmuziek. Het Kerkelijk Officie begint echter aldus: Cantantibus organis Caecilia Domino decantabat: door het weglaten der bruilofts-omstandigheid en de woorden in corde suo vertaalde men: Begeleid door orgelspel zong C. tot den Heer, en ging men langzamerhand C. als een heilige toonkunstenares beschouwen. Tot dit idee droegen niet weinig bij de schilderijen van bekende meesters, die C. met een orgel of andere muziekinstrumenten afbeeldden, zoo bijv. Raffaël (1513).
Lit.: H. Quentin, S. Cécile, in Dict. d’Arch. et Lit. (II; volledige samenvatting); P. Franchi de Cavalieri, in Studi e Testi (1922); P. A. Kirsch, Das Todesjahr der H. Cäcilia, in Stromation archaiologikon (Rome 1900); Kellner, Das wahre Zeitalter der H. Cäcilia, in Theol. Quartalschr. (Tübingen 84, 1902); P. A. Kirsch, Das wahrscheinliche Zeitalter der H. Cäcilia (l.c. 85, 1903); Kellner, Nochmals das wahre Zeitalter der H. Cäcilia (l.c. 85, 1903, 1905). “Bruning”.
Voorstelling in de kunst als jonge Romeinsche vrouw (soms als orante) met kroon, een enkele maal met een klein kruis. Attributen zijn: fakkel en oliekruik (wijze maagd), palm, boek en zwaard. Als patrones van de muziek beeldt men haar sinds de 15e eeuw af met een orgel of met een musiceerenden engel naast zich, soms met een luit (Schiestl). Zij wordt tezamen afgebeeld met den H. Petrus, met Valerianus, Tiburtius e.a. Verder voorstellingen uit haar leven. Bekend is ook het marmeren beeld van Maderna. “Heijer”.