Burgerlijk procesrecht - (ook burgerlijke rechtsvordering of burgerlijke rechtspleging genoemd). Hieronder verstaat men: de rechtsvoorschriften die de manier regelen, waarop moet worden te werk gegaan, wanneer iemands private rechten door een ander gekrenkt zijn of betwist worden.
Omvat: de organisatie van de verschillende instellingen en colleges die bij de rechtspraak werkzaam zijn; de bepaling van hun onderscheiden bevoegdheid (competentie); de manier waarop en de termijnen waarbinnen moet worden opgetreden om een eisch in te leiden (dagvaarding), dien eisch te doen onderzoeken door het gerecht, vonnis te verkrijgen, en de verkregen beslissing ten uitvoer te leggen.
In Nederland is het burgerlijk procesrecht geregeld door het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering (1838), ingrijpend gewijzigd in 1896 (wet Hartogh); de absolute competentie, door de wet op de Regterlijke organisatie en het beleid van Justitie (1827).
In België geldt de wet op de Rechterlijke organisatie van 18 Juni 1869; de bevoegdheid werd systematisch herzien door de wet van 25 Maart 1876: beide wetten werden meermaals gewijzigd; voor het overige is het procesrecht nog steeds in hoofdzaak vervat in het Wetboek van burg. procesrecht, dat in 1806 door Napoleon werd uitgevaardigd.
Het proces in burgerlijke zaken is te ingewikkeld, te traag, te kostbaar. Voorontwerpen van wetten tot hervorming er van werden opgemaakt, in België reeds in de jaren ’60; in Nederland is bij K.B. van 4 November 1911 een staatscommissie ingesteld, die 31 Juli 1920 een rapport met ontwerp van wet indiende. Tevoren waren door de Ned. Juristenvereeniging in 1911 en door den Vrijz.
Democr. Bond in 1912 reeds ontwerpen gemaakt. Geen van al deze ontwerpen is in behandeling genomen.
Lit.: voor Nederland: van Boneval Faure, Het Ned. Burg. Procesrecht (5 dln. 1893—1900); Star Busmann, Hoofdstukken van Burg. Rechtsvordering (1930); Coops, Grondtrekken van het Ned. Burg. Procesrecht (1933).
Voor België: A. Bontemps, Compétence (3 dln. 1884—’85); E. Beltjens, Code de procédure civile (2 dln. 1908); Braas, Précis de procédure civile (1928); Van Dievoet, S.V. Compétence en matière civile in Rép. prat. de Droit belge. Fransche auteurs: Garsonnet (9 dln. 31912—1925); Glasson (4 dln. 1925 vlg.).