Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Burgerdeugd

betekenis & definitie

Burgerdeugd - beteekent het samenstel van deugden, waardoor zich iemand in getrouwe overeenstemming met zijn positie als burger van een gemeenebest gedraagt; deze deugden worden dan beheerecht door de legale of wettelijke ➝ rechtvaardigheid, die immers den mensch goed gesteld doet zijn t.o.v. het door hem te behartigen of in acht te nemen gemeene welzijn.

Naar de opvatting van stelsels, die den eenling geheel in den staat of het volksgeheel doen opgaan zonder persoonlijke doelstelling, is de burgerdeugd de hoogst denkbare vorm van deugdzaamheid, zelfs al zou de wettelijke orde niet met goddelijke of natuurlijke wetten in overeenstemming zijn en dus gehoorzaamheid daaraan zondig zijn. Naar Christelijke opvatting is de burgerlijke orde aan de natuurwettelijke orde onderworpen en moet zij bovendien met de bovennatuurlijke roeping des menschen rekening houden; ook is de burgerdeugd voor den eenling niet meer de hoogste trap van deugdzaamheid, aangezien daarbovenuit elke mensch tot God geordend is, door de bovennatuurlijke deugden.

Burgerdeugd is iets anders dan burgerlijke moraal, met welk woord het Rationalisme soms de heerschende Christelijke zedelijkheidsopvattingen kleineerend als onecht gehuichel aanduidt. Of ook bedoelt men er wel een soort leekenmoraal mee in tegenstelling tot die, welke door de Openbaring wordt geleerd; zij berust dan op de al of niet juiste fatsoenlijkheidsopvattingen van een bepaald tijdvak en van een bepaald milieu. Ook kan het woord beteekenen de zuiver conventioneele moraalopvattingen van bekrompen menschen, die alles voor verkeerd houden, waar zij onwennig tegenover staan.

< >