Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Bunsen

betekenis & definitie

Bunsen - Robert Wilhelm von, Duitsch natuur- en scheikundige. * 31 Maart 1811 te Göttingen, † 16 Aug. 1899 te Heidelberg. Werd in 1842 professor te Marburg, in 1851 te Breslau, van 1852-’89 te Heidelberg.

Zijn verdiensten voor de natuur- en scheikunde zijn groot. In 1843 vond hij de vetvlekphotometer (zie onder), in 1846 volgde de theorie van de IJslandsche geisers, in 1850 ontstond de Bunsenbrander, van buitengewoon belang voor de spectraalanalyse. In 1851 werd magnesium electrolytisch vrij gemaakt, in 1856 aluminium. Samen met Kirchhoff ontdekte hij de spectraal-analyse, wat hem weer de elementen rubidium en caesium deed vinden. In 1869 vond hij de waterstraalpomp, in 1870 den ijscalorimeter. Verder is nog van hem een galvanisch element, bracht hij de photochemie vooruit en deed hij belangrijke onderzoekingen op het gebied van de cyaniden, van buskruit, enz.

Werk: Chemische Analyse durch Spectralbeobachtung (met Kirchhoff, 1861). — Biogr.: Darmstaedter, Veldhagen und Klasing (Bielefeld 1926).

J. v. Santen.

” IJscalorimeter van Bunsen, ➝ Calorimetrie.

Element van Bunsen is een galvanisch element, welks negatieve pool uit een geamalgameerde zinkstaaf in 10-procentig zwavelzuur bestaat; de positieve pool is een koolstaaf in sterk salpeterzuur. Het zwavelzuur en salpeterzuur zijn door een poreuzen pot gescheiden. De spanning bedraagt ong. 1,9 Volt. Het Bunsen-element is in staat (o.a. ten gevolge van den geringen inwendigen weerstand) sterke stroomen te leveren.

Een nadeel is het ontwijken van bruine nitreuze dampen bij stroomafname. Deze elementen hebben Bunsen den stroom geleverd voor zijn beroemde onderzoekingen op het gebied der electrochemie. Tegenwoordig wordt het practisch niet meer gebruikt.

A. Claassen.

” Vetvlekphotometer van Bunsen.

Op een wit papier p met vetvlek valt van weerszijden licht van de lichtbronnen Lx en La. Ten gevolge van de verlichting door Lj alleen zou van links gezien de vetvlek donkerder, door L2 alleen helderder dan het papier zijn. Men verschuift nu één der lichtbronnen, tot de vetvlek een minimum van helderheidsverschil met de omgeving heeft, in welk geval de belichtingssterkten aan beide zijden van het papier even groot zijn. De afstanden r1 en r2 van L1 en L2 tot p worden gemeten.

Voor de lichtsterkte I1 en I2 van L1, en L2 geldt nu volgens de wet van Lambert (➝ Belichtingssterkte) I1/r12 = I2 /r22. Is de lichtsterkte van één der lampen bekend, dan volgt daaruit die der andere. Op hetzelfde principe als deze verouderde photometer van B. berust die van Lummer en Brodhun, waarbij de vetvlek op een stuk papier vervangen is door een photometerkubus, waarmee nauwkeuriger metingen mogelijk zijn.

Rekveld.

< >