Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Buikspreken

betekenis & definitie

Buikspreken - is de kunst om, bijna zonder de lippen te bewegen, de menschelijke stem na te bootsen, zóó dat het den indruk wekt, dat deze van verschillende richtingen komt. De benaming is in zooverre misleidend, dat het geluid niet uit den buik, maar uit de keel voortkomt; toch ligt het centrum van sterkste trilling belangrijk lager dan bij de gewone menschelijke stem.

Hoe het geluid precies wordt voortgebracht, is niet bekend; wel spelen de valsche stembanden een groote rol. Opmerkelijk is de belangrijke vernauwing van alle spraakholten, en in verband daarmee het geringe luchtverbruik. Bij het b. wordt de buik naar voren gebracht; het middenrif staat in zijn laagsten stand. De toonhoogte ligt soms ruim een octaaf boven de normale; de uitgebreidheid is slechts ong. één octaaf. Veel richtingsbedrog wordt, behalve door de gewone suggestietrucs, in de hand gewerkt door het bijna onbeweeglijk blijven der lippen: het verschijnsel is dus precies het omgekeerde van dat van de klankfilm, waar men zich, door strak naar een „sprekend” persoon op de film te kijken, onder suggestie brengen kan, dat het geluid ook werkelijk van het beeld komt. Doordat de mond altijd licht geopend blijft, is de vorming der ➝ labialen onmogelijk; deze worden dan nagebootst door middel van tong en tanden; òf men vervangt deze door andere klanken, zoo bijv. b, p, m resp. door d, t en n; het totaalbeeld van het woord verandert hierdoor evenmin, als wanneer men door de telephoon in plaats van „met een gebroken pols” zou uitspreken „net een gedroken tols”.

Lit.: dr. Eelco Huizinga, Recherches sur un ventriloque néerlandais (Archives néerl. de Phonétique Expérimentale VI, 1931).

br. Herman Jozef.

< >