Buigen (algemeen) - Werkt in elke doorsnede van een staaf of balk een even groot inwendig koppel, dan heet dit zuiver buigen. Voorbij de plaats, waar het uitwendig koppel, buigend moment, aangrijpt, is de staaf spanningsloos.
Buigt men door een kracht, dan werkt in een bepaalde doorsnede x een dwarskracht D = P en een moment M = P. x. Dit is buigen en afschuiven, dus niet-zuiver buigen. Heeft men excentrischen trek door P, dan neme men twee in tegengestelde richting werkende krachten P in het zwaartepunt der doorsnede aan, waardoor aan de belasting van de staaf niets verandert. Eén dezer krachten P, nl. die, welke tegengesteld gericht is aan de exc. kracht P, vormt met de laatste een koppel, buigend moment, de andere kracht P belast de staaf op trek, verwekt dus een normaalspanning. Ook dit is een geval van niet-zuiver buigen.
Lit.: Föppl, Technische Mechanik (1918).
“v. Lammeren.
”