Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Brunhes

betekenis & definitie

Brunhes - Jean, Fransch geograaf; * 1869 te Toulouse, ✝ 1930 te Parijs; sedert 1918 prof. aan het Collége de France. Leerling van Vidal de la Blache, was B. een der eersten, die de aardrijkskunde haar moderne oriënteering gaf als „feitenleer” van het heelal.

Alhoewel 16 jaar lang (1896—1912) leeraar in de physische geographie aan de Univ. van Fribourg (Zwitserland), is B. bijna enkel bekend als anthropogeograaf. Hij beschouwde de uitingen der menschen in het landschap (huizen, steden, wegen, enz.) als feit, niet min of meer als physisch verschijnsel, d.w.z. als bestanddeel van het landschap. Deze opvatting is duidelijk uiteengezet in zijn meesterwerk: La Géographie Humaine (drie uitgaven en een Engelsche vertaling). Het eigenaardige van dit werk ligt in de manier van voorstelling: beschrijving en bespreking van typische landen en streken, door schrijver persoonlijk gekend en bestudeerd. Dit werk, dat hem wereldberoemd maakte, vond bij de specialisten tamelijk veel reserve en critiek, vooral wat betreft de groote beteekenis, die wordt toegeschreven aan het milieu bij de verklaring der uitingen van mensch en maatschappij.

Werken: L’irrigation, ses conditions géographiques, ses modes et son organisation dans le Péninsule ibérique et dans l’Afrique du Nord (Parijs 1902); La Géographie humaine. Essai de classilication positive. Principes et exemples (2 dln. Parijs ³1925); Géographie humaine de la France et Géographie politique et géographique du travail (2 dln. in Histoire de la Nation française, Parijs 1926); Leçons de Géographie (Parijs 1928, 1929); Images du Monde, Races, Documents commentés par M. Jean-Brunhes-Delamarre (Parijs 1930). Lefèvre.

< >