Broodbreking - (Gr. klasis tou artou; Lat. fractio panis). Volgens Joodsch gebruik nam de huisvader bij den maaltijd een brood in de handen, sprak daarover een gebed, een zegen uit, brak daarna het brood en gaf aan ieder, die mede aanzat, een gedeelte.
Christus zegende en brak het brood bij de wonderbare broodvermenigvuldiging en ook bij het Laatste Avondmaal. In dit laatste geval beteekende de broodbreking niet enkel tafelgemeenschap en gemeenschap in de lofprijzing van Jahwe, maar ze kreeg de beteekenis van de innigste gemeenschap met Christus, de Communie.
De kwestie is nu of in het N. T. de uitdrukking „broodbreking” altijd de Eucharistie bedoelt of alleen de tafelgemeenschap. De meeste niet-Katholieke auteurs zien in alle teksten het laatste; bij de Katholieke zijn de meeningen verdeeld. Voor Paulus (1 Cor. 10. 16 vlg.) geeft de uitdrukking zeker de H. Eucharistie aan om den tekst: Is het brood, dat we breken, geen deelgenootschap aan het Lichaam van Christus? De verklaring van Lc. 24. 30, 34 is twijfelachtig. Voor de leerlingen van Emmaus, die Christus erkenden aan het breken van het brood, kon deze uitdrukking moeilijk reeds terminus technicus zijn voor de Eucharistie, maar wel voor Lucas, die het verhaalt na zooveel tijd. In Act. 2.42 is waarschijnlijk Eucharistieviering bedoeld om den context.
Het wordt in verband genoemd met de volharding in de leer der Apostelen gemeenschap, in levenswijze, in gebeden. De Peschito vertaalt hier broodbreking door Eucharistie. Over Act. 2. 46 en 27. 35 zijn de meeningen verdeeld, terwijl in Act. 20. 7 door de meeste Kath. auteurs de Eucharistieviering gezien wordt. Bij latere schrijvers beteekent broodbreking de Eucharistie. Voor voorstellingen in de catacomben, → Fractio Panis.
Lit.: Dict. de la Bible (IV, 2345). “C. Smits ”Breking van het Brood in de H. Mis. Oudtijds diende de term ook ter aanduiding der H. Geheimen zelf (I Cor. 10. 16). Later werd de ritus der breking, ter nuttiging, van het geconsacreerde Brood, uitgebreid door een voorafgaande afbreking van een stuk, bestemd om bewaard te blijven (→ Sancta, → Fermentum), en door een volgende, waarbij een stuk werd afgezonderd ter vermenging met het kostbaar Bloed (commixtio). Aan de eerste breking ging dan nog vooraf een commixtio, waarbij men zich bediende van de Sancta of een Fermentum van een vorige Mis. Sedert de kleine hosties werden ingevoerd voor de communie der geloovigen, en de Sancta en het Fermentum in onbruik geraakten, bleef slechts één breking bestaan, in Rome (sinds de 9e eeuw) in drie stukken (waarvan twee ter nuttiging door den celebrant), elders voorloopig verschillend (gelijk nog heden volgens den Mozarabischen ritus in negen, volgens den Byzantijnschen in vier).
Deze breking geschiedt heden onder de doxologie van het Pater-nostergebed, waarop de commixtio geschiedt met het kleinste der drie stukken, onder de woorden, die voorheen de eerste commixtio begeleidden: Pax Domini sit semper vobiscum (= De vrede des Heeren zij altijd met U), in vereeniging met die der oude tweede: Fiat commixtio et consecratio Corporis et Sanguinis D. N. J. Chr. accipientibus nobis in vitam aetemam. Amen. (= Moge deze vermenging en consecratie van het Lichaam en het Bloed van O. H. J. Chr. ons, die het ontvangen, strekken ten eeuwigen leven. Amen.) De zang van het Agnus Dei, die heden hierop volgt, begeleidde oorspronkelijk (sinds paus Sergius I, ✝ 701) de oude tweede breking. In den Ambrosiaanschen ritus begeleidt men de breking met den zang van een → confractorium, in den Byzantijnschen met dien van het → koinonikon. In den laatsten ritus kent men ook nog een voorbereidende breking van het ongeconsacreerde brood (→ Prothesis). → Mis (Liturgie der H.). Louwerse.