Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Britsch columbia

betekenis & definitie

Britsch columbia - De meest W. provincie van Canada en de eenige Britsche bezitting aan de O. kust van den Grooten Oceaan, is gelegen tusschen 49° en 60° N. en wordt begrensd ten N. door de Canadeesche territoria, ten O. door de Canadeesche provincie Alberta, ten Z. door de Vereenigde Staten, ten W. door den Grooten Oceaan en Alaska. Haar oppervlakte bedraagt ruim 1 millioen km2 (372 630 Engelsche vierkante mijlen) met een bevolking van 694 263 inw. (1931), waarvan 53,7% in de steden woont.

Victoria is de hoofdstad (in 1931: 39 082 inw.), Vancouver echter de voornaamste stad (246 5 )3 inw.). B. C. bezit een relatief talrijke Chineesche bevolking, waarvan de immigratie in 1923 werd stopgezet. Ook de Japansche immigratie werd beperkt. B. C. verschilt zeer van de andere Canadeesche provincies.

Bodemgesteldheid en wateren.

Een 200 km breed en gemiddeld 1 000 m hoog heuvelachtig plateau, ten O. en ten W. door een N.N.W. loopende bergmassa ingesloten. Ten O. verheffen zich eenerzijds het Rotsgebergte, anderzijds het Selkirkgebergte met zijn nevenketenen: de Gold-, de Columbia- en de Purcellrange, naar het N. voortgezet door de Cariboo-, de Cassiaren de Pellybergen; tusschen beide de meer dan 1 200 Ion lange, 2 tot 10 km breede Rocky Mountains Trench, een overgroot lengtedal, waarin de Kootenay, de Columbia, de Fraser en de Finlay gedeeltelijk stroomen. Ook de parallel loopende ketenen van het Selkirkgebergte zijn van elkaar door lengtedalen gescheiden, waarin lange, smalle meren gelegen zijn: het Kootenay-, het Okanagan-, het Upper Arrow- en het Lower Arrow-meer. Het Rotsgebergte bereikt zijn hoogste toppen in Mt. Robson (4 175 m) en Mt. Columbia (4 328 m); de Selkirkbergen verheffen zich tot 3 300 m. De voornaamste passen zijn: in het Rotsgebergte, Crow’s Nest-pas (1 680 m), Kicking Horseas (1 688 m) en Yellow Head-pas (1133 m); in het Selkirkgebergte, de Rogers-pas (310 m).

Ze worden voor het spoorwegverkeer benut. In het centrale tafelland verheffen zich nog afgesleten resten van het vroegere grondgebergte; bovendien hebben de Fraser, de Skeena, de Stikine en hun bijrivieren talrijke diepe en ten deele breede valleien uitgeknaagd. Aan den Stillen Oceaan verheffen zich, 3 000 m hoog, de ketenen van het Canadeesche Kustgebergte, dat bij het Cascadeen het Kustgebergte van de Vereenigde Staten aansluit, en waarin de zoo even vermelde rivieren wilde, diepe, kloofvormige passages hebben uitgevreten. Het is gedeeltelijk bezonken, en zoo is de kust met ontelbare eilanden en fjorden bezaaid. De voornaamste eilanden zijn Vancouver en de Koningin Charlotte Archipel. Meestal zijn de rivieren door versnellingen belemmerd en derhalve voor de scheepvaart weinig bruikbaar; voor de ontwikkeling van waterkracht bieden ze echter haast onbeperkte mogelijkheden.

Klimaat en plantengroei.

Groote verscheidenheid van klimaten, te wijten aan het bergachtig karakter der streek, haar uitgestrektheid over 11° N. en haar ligging aan den Japanschen warmen zeestroom. Aan de kust: zachte winters, koele zomers, overvloedige regenval (September—Maart); vandaar een dichte boschbekleeding (naaldwouden: Douglas-den, witte en gele pijn, vurenhout). Het binnenland echter ligt in de regenschaduw, en heeft een continentaal klimaat; in sommige deelen is de neerslag zoo schraal, dat irrigatie noodig is; het is dus hoofdzakelijk een groot steppenland. In het Selkirkgebergte wordt de regenval weer zwaar, zoodat de valleien, gelegen tusschen het Selkirken het Rotsgebergte, meer water ontvangen.

Landbouw en veeteelt.

Alhoewel de beschikbare landbouw-oppervlakte door het bergachtig terrein, den rotsachtigen bodem, het vochtige klimaat aan de kust en den schralen regenval in het binnenland zeer is gelimiteerd, hebben landbouw en veeteelt zich tot een der voornaamste bestaansmiddelen ontwikkeld. In 1930 bedroeg de totale waarde van de landbouwroductie: 65 957 000 dollar. Vooral op de lagere ellingen van het gebergte, in de valleien van het binnenland en de delta’s der rivieren wordt goed landbouwland aangetroffen. Op de eerste wint men aardappelen, gerst en haver; tarwe daarentegen in de vruchtbare valleien van de Columbia en de Fraser, en op de drogere Oostzijde van Vancouver. Andere voorname producten zijn voedergewassen en fruit. Aldus werden in 1930 geproduceerd: 4 915 000 bushels haver, 1321 000 bushels tarwe, 295 000 bushels gerst, 1 730 000 cwt aardappelen, 333 000 ton hooi en klaver; bovendien werd voor een waarde van 7 millioen dollar aan vruchten voortgebracht (40% van den Canadeeschen oogst), vooral appelen (1,5 millioen vaten).

Meestal wordt de landbouw op kleine schaal beoefend naar het type der gemengde cultuur. Sommige deelen zijn bijzonder voor veeteelt geschikt (het Yale district, de Kamloops streek). Veestapel in 1931: 66 379 paarden, 117 600 melkkoeien (1930), 246 235 stuks rundvee, 144 901 schapen, 51 977 zwijnen, 4½ millioen stuks pluimvee. De wolproductie bedroeg in 1931: 1 109 000 pond. De pelsdierenteelt is een groeiende industrie.

Nijverheid. De mijnbouw begon in B. C. met het winnen van goud. Heden echter is de productie van zilver, maar vooral van lood, koper, zink en steenkool veel belangrijker, zooals de tabel duidelijk aantoont (1930):

Mineralen Geproduceerde hoeveelheid Waarde der productie waschgoud ... 8.955 ons 152.325 dollar berggoud .... 160.778 „ 3.323.576 „ zilver 11.289.171 „ 4.307.270 „ lood 90.421.545pond 11.838.525 „ koper 319.199.752 „ 12.535.191 „ zink 250.287.306 „ 9.010.093 „ steenkool en cokes 1.887.130 ton 9.435.650 „ De voornaamste steenkoolvelden zijn voor het verzenden der kolen zeer goed gelegen, nl. te Nanaimo, aan de O. kust van Vancouver, en in de nabijheid van den Crow’s Nestpas. De industrie heeft zich vooral in den Wereldoorlog en de volgende jaren ontwikkeld. In 1929 telde men er 1 699 ondernemingen met 51 379 werklieden. De waarde der productie bedroeg alsdan 276 951 000 dollar.

De voornaamste industrieën staan in het teeken van de woudontginning (zagerijen, cellulose- en papierfabrieken) en van de visscherij (vischbereiding). In 1930 bedroeg de waarde van de hout- en celluloseproductie 69 707 000 dollar, die van de visscherij 23 103 000. De zalmindustrie heeft zich vooral gevestigd langs de Fraser en de Skeena, op de Koningin Charlotte-eilanden en op Vancouver. In 1930 werden 320 walvisschen gevangen.

Handel. In 1928—’29 werd voor een waarde van 94 041 000 dollar ingevoerd, en voor 237 583 500 dollar uitgevoerd. Vancouver is tegenwoordig de voornaamste exporthaven voor de Canadeesche tarwe.

Verkeer. B. C. wordt in O.—W. richting bediend door de Canadian Pacific Railway en de Canadian National, in N.—Z. richting door den Pacific Great Eastern. De lengte van het spoorwegnet bedroeg in 1930: 8 626 km. Gedurende het fiscale jaar 1929—’30 werden de havens van B. C. door 10 233 zeeschepen en 37 310 kustvaarders bezocht, en klaarden 10 420 zeeschepen en 37 796 kustvaarders.

Geschiedenis, bestuur, intellectueel leven.

B. C. werd in 1774 door den Spanjaard Perez ontdekt. De kolonisatie begon in 1792 door de inbezitname door G. Vancouver van de kust aan den Nutka- en Pugetsound. Aanvankelijk werd B. C. New Caledonia genoemd en behoorde met het eiland Vancouver tot het jachtgebied van de Hudsonbaai-compagnie. In 1849 werd Vancouver tot kroonkolonie verheven, en B. C. in 1858, na het ontdekken van goud aan de Fraser-rivier.

Beide deelen werden in 1866 onder een bestuur vereenigd. In 1871 werd de kolonie een provincie van het Dominion van Canada. B. C. wordt door een luitenant-gouvemeur bestuurd en heeft een eigen wetgevende macht van 48 leden; ze wordt in den bondssenaat door 6 afgevaardigden vertegenwoordigd en in de tweede kamer van het Dominion door 14. Provinciale Universiteit te Vancouver (1929—’30: 1 900 studenten).

Lit.: British Columbia Manual (jaarlijks); British Columbia (Official Handbook; Victoria); R. E. Gosnell, Year-Book of British Columbia (Londen); A. G. Brown, British Columbia, lts history, people, commerce, industries and resources (Londen 1912); A. Short en A. G. Doughty, Canada and its Provinces : British Columbia (Toronto 1914). “Polspoel

< >