Bridges, robert - Eng. dichter, de officieele poet laureate sedert 1913. * 1844, † 1930. Stud. te Eton en Oxford.
Vele reizen. Geneesheer, met drukke praktijk in de Londensche hospitalen, totdat hij zich in 1882 uitsluitend aan de literatuur ging wijden. Een zijner eerste groote werken, Prometheus the Firegiver (1883) was een dramatische masqué. En gedurende eenige jaren bleef de dramatische vorm hem sterk aantrekken.
Maar een dramatisch genie was hij niet. Hij vond zijn eigen vorm in een bepaald soort lyriek, koel, beheerscht, Helleensch, àf, zonder eenige overdaad van versiering. Ook fijn natuurgevoel overgebracht in zuivere muziek. Soms bewuste navolging van 16e of 17e-eeuwsche Engelsche vers-vormen of van het metrum der Grieksche klassieken in verbluffende kunstvaardigheid.
Prozawerken van wetenschappelijk letterkundigen aard bijv. over de prosodie van Milton (1893), over Keats (1895); ook over taalkunde. In 1913 stichtte hij de Society for Pure English, en sedert 1919 schreef hij voor deze society nu en dan over homophonen, over dialect-woorden, uitspraak-kwesties en dergelijke. Maar in al zijn prozawerken, ofschoon in het zuiverste Engelsch geschreven, was hij te veel de eigenzinnige, de dilettant, wiens scherpzinnigheid steeds is gepaard met een zekere naïveteit. Na den oorlog telde hij ook als dichter nauwelijks meer mee; hij scheen het levend contact met den tijdgeest te hebben verloren, totdat hij op 85-jarigen leeftijd de wereld verraste met The Testament of Beauty, een groot cultuur-philosophisch gedicht van meer dan 4000 rijmlooze verzen, losse Alexandrijnen, in vier deelen. Hij behandelt hierin de groote levensvragen: vanwaar? en waarheen?, en toont zich een denker die dichter blijft van het begin tot het einde.
Bridges is natuurlijk Anglicaansch-Orthodox, zooals dat een goed poet laureate betaamt. Maar uit zijn Testament of Beauty blijkt, dat het idee van God en den Christus wel niet in het middelpunt, maar toch op een verheven plaats staat en onmisbaar is in zijn dichterlijke levensvisie. Wegens de philosophische en historische belezenheid van den dichter is het gedicht zeer moeilijk voor den gewonen lezer te verstaan. De eigenaardige, zeer persoonlijke spelling (steunend op theorieën, die niemand in Engeland heeft aanvaard) en het geheel persoonlijke rhythme, dat hij sedert zijn Milton-studiën van 1893 steeds meer heeft ontwikkeld, maken het gedicht zelfs moeilijk te lezen. Toch was het succes overstelpend, en binnen één jaar tijds moest het 14 maal worden herdrukt.
Werken: Poetical Works (6 dln. 1929); Collected Essays and Papers (5 dln. 1929); Shorter Poems (1931); Plays (8 dln.). — Lit.: Monographieën van T. H. Warren in 1913 en F. E. B. Young in 1914 en sedert weinig meer tot 1930. Daarna van L. P. Smith, E. Daryush, G. S. Gordon. Commentaar op Testament of Beauty door N. C. Smith (1931); O. Elton (1932). Vele tijdschriftartikelen.
“Pompen.
”