Brantas - rivier in O. Java (N.O.I.). Deze rivier, uit irrigatie-oogpunt zeer belangrijk, ontspringt 1750 m hoog op het zadel, dat de Ardjoeno met de Ondjosmoro (Andjasmoro) verbindt, stroomt eerst Zuidwaarts, dan in Westelijke richting, vervolgens naar het Noorden en ten slotte naar het Oosten om op betrekkelijk korten afstand van de bron in zee te vallen. Op enkele kilometers ten Westen van het plaatsje Modjokerto splitst de Brantas zich in een Noordelijken tak, de Kali Soerabaja, die als Kali Mas bij de stad Soerabaja in zee stroomt, en een Zuidelijken tak, de Kali Porong, die iets ten Noorden van Bangil in zee uitmondt.
Deze stroom, 252 km lang, is, met uitzondering van een korten bovenloop, het centrum van groote en vele irrigatiewerken. Met zijn groot aantal zijrivieren heeft de Brantas een stroomgebied van meer dan 10 000 km2. In dit gebied is de oppervlakte geïrrigeerde sawah’s bijzonder groot. Dat de suikercultuur in de afdeelingen Malang, Kediri en Soerabaja zoo’n geweldige vlucht kon nemen, is o.a. te danken aan de irrigatie, welke de Brantas mogelijk maakte. De aanplant van rijst, maïs en allerlei andere inheemsche gewassen in deze streek levert, mede dank zij deze irrigatie, als regel een zeer goede opbrengst. Dit alles heeft ten gevolge, dat in dit stroomgebied de bevolkingsdichtheid bijzonder groot is, in sommige districten zelfs meer dan 750 zielen per km2 bedraagt.
De bevolking legde hier al van ouds (11e eeuw) dammen en dijken aan. Ongeveer een eeuw geleden deed de overheid de eerste permanente kunstwerken bouwen. Deze werken zijn sindsdien voortdurend verbeterd en vermeerderd. Zij moeten de omgevende bouwvelden beschermen tegen wateroverlast (bandjirs) en zijn verder middel om het voorhanden water in Oost- en Westmoesson zóó te verdeelen, dat daarvan een zoo groot mogelijk nut kan worden getrokken.
Het beheer van deze waterwerken en het toezicht op de verdeeling van het water zijn toevertrouwd aan deskundige ingenieurs met een uitgebreid personeel. Groote moeilijkheden worden veroorzaakt doordat zijrivieren in de Brantas, vooral die, welke van de Kloet-hellingen komen, aanzienlijke hoeveelheden zand meevoeren. Daardoor verhoogde de bedding aanmerkelijk, waardoor o.a. bedijking noodig werd, bruggen moesten worden opgevijzeld, de bevaarbaarheid verminderde, zandbanken voor de mondingen ontstonden.
Thans is de Brantas voor prauwen nog bevaarbaar in de afdeeling Soerabaja; vroeger kwamen prauwen tot in het Zuiden van de afdeeling Kediri.
“Brokx.
”