Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Brahms

betekenis & definitie

Brahms - Johannes, Duitsch componist; * 7 Mei 1833 te Hamburg, † 3 April 1897 te Weenen. Hij ontving zijn eerste muziekonderricht van zijn vader, die contrabassist was, en werd daarna door Eduard Marx verder opgeleid.

Dank zij de warme aanbeveling van Schumann in de Neue Zeitschrift für Musik (1853), trok hij weldra als pianist en dirigent de aandacht. Na eenige jaren als dirigent te Detmold te hebben gewerkt, vestigde B. zich in 1862 te Weenen, waar hij, afgezien van eenige korte onderbrekingen, tot zijn dood toe heeft geleefd, als componist vooral de beide laatste decenniën van zijn leven een Europeesche vermaardheid genietend. Zijn vriendschap met den Weenschen muziekcriticus Hanslick had tot gevolg, dat B. als de muzikale tegenstander van Wagner werd beschouwd, hetgeen tot heel wat misverstanden aanleiding heeft gegeven. Brahms’ beteekenis als componist berust op zijn streven, den romantischen geest van zijn tijd met de klassieke middelen te benaderen.

Zijn kunst is de afsluiting van de compositorische richting, die door meesters als Bach, Haydn, Beethoven, Schubert en Schumann werd beoefend. In constructief opzicht trekt Brahms’ geconcentreerde vormgeving de aandacht, melodisch is de voorliefde voor volkswijzen op te merken, wat de rhythmiek betreft het veelvuldig gebruik van syncopen, terwijl zijn harmoniek weinig boven die der Weensche Klassieken uitgaat en ook zijn instrumentatie door de afwezigheid van coloristische neigingen conservatief aandoet, vergeleken bij die van Berlioz, Liszt, Wagner en Bruckner. De mentaliteit, die uit Brahms’ muziek spreekt, is nu eens melancholisch, „grübelnd”, dan weer gemoedelijk en humoristisch, doch nooit uitgelaten; zij toont een beheerschte levenshouding, waarin de donkere stemmingen overwegen.

Van zijn zeer talrijke werken is zijn kamermuziek, waartoe merkwaardigerwijze ook zijn symphonieën zouden zijn te rekenen, het waardevolst, evenals zijn liederen. Ook de aan Schumann’s klavierstijl aanknoopende pianosonaten behooren tot zijn beste werken.

Werken: voor orkest vier symphonieën; twee serenades; twee ouvertures (o.w. de Akademische Fest-ouverture); variaties op een thema van Haydn; twee pianoconcerten; één vioolconcert, één dubbelconcert voor viool en cello; koorwerken (o.a. Ein deutsches Requiem, Alt-Rhapsodie); kamermuziek voor alle mogelijke bezettingen; pianomuziek (sonaten, variatiewerken enz.); orgelwerken; liederen en duetten. Talrijke arrangementen. Een Gesamtausgabe van Brahms’ muziek verscheen bij Breitkopf und Hartel (Leipzig 1926-’28). — Lit.: Max Kalbeek, J. B. (4 dln. 1904-’14); W. Niemann, B. (Stuttgart 1920); A. von Ehrmann, J. B. (met thematischen catalogus van Brahms’ volledige werken; Leipzig 1933). Verder talrijke kleinere publicaties op biographisch en stilistisch gebied. De in 1906 te Berlijn gestichte Brahms-Gesellschaft gaf Brahms’ briefwisselingen uit (18 dln.).

Reeser.

< >