Braak, (misdrijf) - (Ned. Recht) is bij sommige misdrijven een strafverzwarende omstandigheid. Een misdrijf is gepleegd door middel van braak, indien de dader zich den toegang tot de gesloten plaats, waar het voorwerp van het misdrijf zich bevindt, door dit middel heeft verschaft, zoo bijv. bij huisvredebreuk (art. 138 en het daarmede samenhangende misdrijf omschreven in art. 139), bij verijdeling van een beslag of een gerechtelijke bewaargeving (art. 198 en het daarmede samenhangende misdrijf van art. 199), bij de vernietiging, beschadiging en onbruikbaarmaking of wegneming van bewijsstukken of openbare bescheiden (art. 200), bij onttrekking van poststukken aan hun bestemming (art. 201), waarbij de art. 198,199, 200 en 201 dienen te worden gezien in verband met art. 202.
Voor de practijk van groot belang is braak als strafverzwarende omstandigheid in art. 311 ten derde: diefstal met braak.
“Weitjens.
” In het Belgisch Recht is braak een verzwarende omstandigheid van diefstal. Het bestaat in het openbreken, stukbreken, beschadigen, sloopen of wegnemen van elke soort van inwendige of uitwendige sluiting van eenig huis, gebouw, bouwwerk of van zijn aanhoorigheden, van een schip, van een spoorwagon of van een voertuig; eveneens in het openbreken van gesloten kasten of meubels, bestemd om te blijven staan en de daarin bevatte voorwerpen te beveiligen; het wegnemen van dergelijke meubelen wordt met braak gelijkgesteld.
Om als verzwarende omstandigheid te worden aangerekend, moet de b. tot het plegen van den diefstal gediend hebben (vgl. art. 471, 484,485 van het SWB.).
“Collin.
”