Bouwmaterialen - materialen, waaruit gebouwen worden samengesteld, naar de wijze van toepassing te verdeelen in:
1) hoofdmaterialen, waaruit de samenstellende deelen der bouwconstructies bestaan (hout, ijzer, steen en gewapend beton);
2) verbindingsmaterialen, waarmede de samenstellende deelen der bouwconstructies worden verbonden (mortels, asphalt, diverse kitten, enz.);
3) hulpmaterialen, welke dienen voor het afwerken van constructies, en waarvan vooral de bekleedingsmaterialen ter bescherming of verfraaiing uitgebreide toepassing vinden (glas, verfstoffen, tegels, marmers, enz.).
Men kan de b. echter ook groepeeren naar hun eigenschappen en onderscheidt dan in hoofdzaak drie groepen: hout, metaal en steen, welke ieder uitgebreide toepassing vinden als hoofd- en als hulpmateriaal.
a) Hout kan zoowel trekals drukkrachten, dus ook buiging opnemen; laat zich gemakkelijk op de bouwplaats zelf bewerken; eigent zich daardoor voor velerlei toepassing (vloeren, ramen, deuren, kozijnen, trappen, lichte wanden, kapspanten, beschietingen van daken), en verder voor alle tijdens den bouw gebruikte hulpconstructies, zooals steigers en betonbekistingen. Een bezwaar van hout is 1° het zwellen en krimpen onder invloed van wisselende vochtigheid, 2° de brandbaarheid. Het eerste bezwaar wordt ondervangen door de houtconstructies zóó te maken, dat zwellen en krimpen mogelijk is zonder de vastheid der verbinding te schaden en vervolgens door het gebruik van triplex of multiplex. Tegen brandbaarheid kan het hout met meer of minder succes door impregneering met brandwerende middelen worden beschermd.
zie Hout; zie Houtverbindingen.
b) Metalen. Evenals hout kan metaal zoowel trek als druk en buiging weerstaan, doch het is veel sterker. Aan zwellen of krimpen is het niet onderhevig, wel moet bij sommige metalen met uitzetting door warmte rekening gehouden worden. De bewerking vereischt speciale, dikwijls kostbare en omvangrijke werktuigen. De toepassing beperkt zich dan ook tot onderdeelen, die van te voren in de fabriek gereedgemaakt ineens in het bouwwerk kunnen worden aangebracht, of tot gevallen, waarbij het aankomt op groote sterkte(balken, kolommen, spantconstructies), of waarbij men de bezwaren van het zwellen of krimpen van hout wil ontgaan (ramen, deuren).
Bezwaren tegen metalen zijn: 1) gevoeligheid voor vocht en gassen in de atmosfeer (roesten van ijzer); 2) hun gedrag bij hooge temperaturen (metaal verliest dan zijn weerstandsvermogen, bij brand vernielen daardoor onbeschermde metalen onderdeelen de geheele constructie). Tegen het eerste bezwaar helpt beschildering, bespuiting met asfalt of bedekking met een ander, niet roestend metaal (bijv. zink of lood, zie Schopeeren); het tweede bezwaar wordt ondervangen door bekleeding (met hout of pleisterwerk). Gebruikt wordt op de eerste plaats ijzer, en wel gewalst profielijzer (hoek-, T-, kanaal-ijzer, enz., genaamd naar den vorm der doorsnede), en wapeningsijzer voor betonconstructies; verder gegoten en getrokken buizen en geperst of gewalst plaatijzer. Ook zink en koper vinden in plaatvorm toepassing, voor bekleeding van daken, goten, enz., terwijl brons en andere legeeringen worden gebruikt voor kleinere onderdeelen (scharnieren, deurkrukken, traphekken enz.). Zie ook onder diverse metalen en IJzerconstructies.
c) Steen kan zeer grooten druk opnemen, doch weinig of geen trek en dus evenmin buiging. Zij laat zich niet eenvoudig bewerken. De gemakkelijke wijze van verbinden met behulp van mortels, de groote hardheid en drukvastheid, de ongevoeligheid voor vocht en de vuurbestendigheid (althans van de meeste steensoorten) maken, dat steen het materiaal bij uitnemendheid is voor dragende en omhullende bouwonderdelen (kolommen, pijlers, muren, gewelven) en ook voor deelen, welke aan afslijting onderhevig zijn (vloeren, dorpels, traptreden). Een bezwaar van steen kan het groote gewicht zijn.
Onderscheiden worden kunstmatige steen en natuursteen. De eerste is in Nederland het meest gebruikelijk en wel voornamelijk de baksteen, welke in hooge mate vuurbestendig is. Niet gebakken kunstmatige steen zijn: kalkzandsteen, drijfsteen, bimsbetonsteen, granito, enz. Natuursteen wordt in Nederland bijna niet gevonden; zij is daardoor duurder en vindt minder toepassing. Van belang zijn: verschillende soorten kalksteen (niet bestand tegen hitte of zuren, vrij gemakkelijk te bewerken) als marmer, hardsteen; verschillende soorten zandsteen (Wezer, Bentheimer, Gildehauser, enz.); verder leisteen, tufsteen, lava (basaltlava), basalt (voor waterstaatswerken, zeer hard en dicht), en graniet (zeer hard, moeilijk te behakken, doch goed te polijsten). Zie onder de verschillende steensoorten en Steenverbanden.
Beton behoort tot de kunstmatige steensoorten. Bij de toepassing wordt het meestal gecombineerd met ijzer tot gewapend beton. Deze combinatie vereenigt de eigenschappen van steen en metalen.
“v. Embden.
”