Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-04-2019

Boussole

betekenis & definitie

Boussole - noemt men in de landmeetkunde alle hoekmeetinstrumenten, waarin door een kompasnaald de Noord-richting is vastgelegd. De magneetnaald richt zich, als zij vrij kan draaien, naar een bepaald punt van den horizon, het magnetisch Noorden.

Den hoek tusschen magnetisch en astronomisch Noorden (ware Noorden) noemt men declinatie. Zij is aan verandering onderhevig naar den tijd en naar de plaats; voor Nederland bedraagt zij thans ca. 12° en neemt jaarlijks met 10' af; het magnetisch Noorden ligt in Nederland ten W. van het ware Noorden. Behalve aan deze min of meer regelmatige, langzame (seculaire) schommelingen is de declinatie aan onregelmatige storingen onderhevig, die tot 1° bereiken en aan een dagelijksche schommeling, die in Nederland tot 10' bedragen kan.

De meest gebruikelijke vorm van de b. is de boussole-tranche-montage. Evenals een theodoliet bestaat deze uit een om een verticale en om een horizontale as draaibare kijker. De aflezing van den horizontalen hoek geschiedt echter door den stand van de magneetnaald af te lezen. Men meet dus telkens den hoek tusschen de geviseerde richting en het magnetische Noorden; door de declinatie in rekening te brengen vindt men den hoek met het ware Noorden, het a z i m u t h. De kijker is gewoonlijk van een tachymeter-inrichting voorzien, zoodat men het toestel dus geheel als een theodoliet kan gebruiken.

Voor werk van groote nauwkeurigheid kan de b., wegens de schommelingen in de declinatie, niet gebruikt worden. Zij wordt echter veel gebruikt voor voorloopige carteering in begroeid terrein en geeft dan heel goede resultaten. Immers bij de theodoliet wordt voortdurend de hoek bepaald tusschen de te meten richting en de vorige; een fout in een van de hoeken zet zich in alle volgende metingen voort. Alleen door tijdroovende en niet altijd uitvoerbare (bosch; mijngangen) astronomische bepalingen kan men de ligging van het Noorden van tijd tot tijd controleeren. Heeft men veel nauwkeurig gemeten vaste punten ter controle, dan hindert dit niet; voor voorloopig werk echter verdient de b. de voorkeur; hier immers wordt bij iedere meting de richting bepaald ten opzichte van een van de vorige meting onafhankelijke richting, het magnetisch Noorden.

De declinatie kan men bij gunstige gelegenheden door astronomische waarnemingen bepalen (➝ Correspondeerende hoogten). Voor routencarteering en ander ruw werk wordt in plaats van een groot boussoletranche-montage veel van een zak-boussole gebruik gemaakt. Dit is een gewoon kompas met een vizier-inrichting. Ook het planchette wordt wel van een b. voorzien.

L i t.: dr. Ch. M. Schols, Landmeten en Waterpassen (91912, 92).

Jong.

< >