Boschuil - Syrnium Aluco, is de grootste van de vijf inlandsche uilen. Zijn kleur is een mengsel van rossig, grauw, bruin; gestreept en gevlekt en duidelijke ovale witte vlekken op de schouderveeren.
Vleugels en staart bruin, onderzij van het lichaam wit met groote bruine dwarsgestreepte vlekken. Om het oog loopt een lichte krans. De oogen zijn donkerbruin, bij zwart af. Zijn lengte bedraagt 40 cm. Hij komt door heel Ned. en België voor, maar zeldzaam. Het schijnt, dat ieder paar een groot jachtgebied noodig heeft.
Zijn geluid klinkt als hoe, hoe, hoe; ook wel als auw, auw. Niet alleen de kerkuil, maar ook de b. wordt door het landvolk wel katuil genoemd. De b. maakt zijn nest in holle boomen, in ruïnen en konijnenholen en legt daarin 3-4 witte eieren. Hij bewoont Europa ten Zuiden van den 67en breedtegraad tot Palestina, het meest, waar bosschen zijn.
Overdag zit hij daar het liefst dicht tegen den stam aangedrukt. Zijn voedsel bestaat uit muizen en ratten, minder vogels, soms insecten. Men heeft o.a. eens 75 dennepijlstaart-rupsen in een b.-maag gevonden. Jong uit het nest gehaald, kunnen ze zeer mak worden.
Bernink.