Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Boschnegers

betekenis & definitie

Boschnegers - of Marrons, weggeloopen slaven van de Surinaamsche plantages, en hun afstammelingen, gevestigd in het binnenland aan de rivieren; in 1713 geschat op 16000, tegenwoordig 19000 (12000 Kath., 3000 Hernhutters). De geheele 18e eeuw is er strijd gevoerd tusschen de kolonie en de wegloopers, vooral in 1772 en vlg. onder Fourgeoud, en 1789-’92 tegen den aanvoerder Bonni; de laatste tocht in 1862.

De oude onderscheidingen naar de afkomst (bijv. Loango-negers) of naar den eigenaar (bijv. Cardozo-negers) zijn vergeten. Men onderscheidt nu de volgende groepen of stammen, die gedeeltelijk ethnographisch samenhangen:

1° Saramaccaners (10000), aan de Boven-Suriname; verdragen: in 1749, 1762, 1835.
Djoeka’s (6000), aan de Commewijne, Cottica, Marowijne, Tapanahoni en Sara-kreek; ook Aucaners genoemd, naar de plantage Auca, waarbij het eerste verdrag gesloten werd in 1761; zij heeten ook oppo(boven)-negers, in tegenstelling met de bilo(beneden)-negers, de Paramacca-negers en de Poeloegoedoe’s, die zich bij hen hebben aangesloten. De stam is verdeeld in 12 lo’s of clans; de heerschende clan is Otterlo, afstammelingen van Abo Abenkina volgens het moederrecht.
3° Paramaccaners, ten N. van de Djoeka’s aan de Marowijne.
4° Bonni-negers (650), genoemd naar hun aanvoerder Bonni († 1792), soms Aloekoe-negers genoemd, naar de Indianen in de nabijheid; waren eerst in oorlog met de Djoeka’s om vrouwenroof, daarna afhankelijk tot 1860.
5° Matoeari-negers (900), aan de Matoeari = Saramacca; ook Bekoe- of Moesinga-negers genoemd naar een opperhoofd.
6° Corinti-negers, ook Corantijn-negers of Koffiemakka’s genaamd, aan de Coppename.

De grammans (opperhoofden) van deze stammen, behalve groep 4 en 6, ontvangen een toelage van het Bestuur.

De Boschnegers hebben veel van de Indianen overgenomen: cassave, jacht, vischvangst, houtbewerking. Hun huizen hebben veelal houten gevels met symbolische figuren. Ook verbouwen ze rijst. Ze zijn onovertroffen in het brengen van de booten over de stroomversnellingen. Hun taal is de djoetongo, neger-Engelsch met veel Afrikaansche en Portugeesche bestanddeelen. Ze hebben het animisme van de kust van Guinea behouden.

Lit.: H. Schuchart, Die Sprache der Saramakkaneger in Surinam (1914); G. Lindblom, Afrikanische Relikte und indianische Entlehnungen in der Kultur der Buschneger Surinams (1924); L. C. van Panhuys, About the ornamentation in use by the savage tribes in Dutch-Guiana. Quelques ornements des nègres des bois de la Guyane néerlandaise (1926).

Vinken.

< >