Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bosch kemper

betekenis & definitie

Bosch kemper - Jeronimo de, hoogleeraar in de staatswetenschappen en baanbreker op het gebied der theoretische sociologie in Nederland. * 23 Maart 1808 te Amsterdam, † 20 Oct. 1876 aldaar. B. K. bleef in politicis behooren tot de liberale School, terwijl hij in economisch-sociale vraagstukken den weg op ging der hervorming; deze laatste richting was niet in overeenstemming met den tijdgeest en daarom vond hij weinig volgelingen; een aanzoek in 1849 tot hem gericht de opvolger te worden van Thorbecke aan de universiteit te Leiden wees hij af, maar werd in 1862 hoogleeraar aan het Atheneum lllustre te Amsterdam; 1849 stichtte hij de Vereeniging voor de Statistiek in Nederland en in 1850 het Staatshuishoudkundig Jaarboekje (1850-’84).

Zijn voornaamste werk is zijn: Wetenschap der Zamenleving, waarin hij een plan van de leer der maatschappij uiteenzet en de ontwikkeling der menschheid schetst; het was de bekroning van geheel zijn leven en denken en het middelpunt van wat hij op godsdienstig, staatkundig en sociaal terrein werkte (Quack). Kemper wilde, dat „de opleiding tot Christelijke en maatschappelijke deugden” behouden bleef in de volksschool; steunde van der Brugghen bij de totstandkoming der wet 1867; verzette zich tegen Groen van Prinsterer en ook tegen hen, die volstrekt neutraal onderwijs wilden.

Werken: Volkswil en volksbelang (1848); Johannes Ludovicus Vives geschetst als christelijk philantroop der 16e eeuw (21853), Handleiding tot de wetenschap der Zamenleving (1860-1862); Geschiedkundig onderzoek naar de armoede in ons vaderland (21860); Handleiding tot de kennis van het Ned. staatsregt en staatsbestuur (31863). — Lit.: J. A. Jolles, „Themis” (1876, 523-540); G. W. Vreede, Jeronimo de Bosch-Kemper als staatsburger en geleerde herdacht (1877); H. P. G. Quack, Studiën op sociaal gebied (183-189).

M. Verhoeven.

< >