Borgtocht - I. Burgerlijk Recht (Ned. en België). In het Burgerlijk Recht is b. de overeenkomst, waarbij iemand zich jegens den schuldeischer van een ander verbindt, de verplichtingen van dezen laatste te zullen nakomen, indien hij zelf hiermee in gebreke mocht blijven (art. 1857 vlg.
Ned. B.W., art. 2011 vlg. Belg. B.W.). B. is afhankelijk van het geldig bestaan en voortbestaan der hoofdverbintenis, behoudens het geval van nietigverklaring dezer laatste wegens onbekwaamheid van den hoofdschuldenaar, bijv. wegens minderjarigheid. De b. bepaalt zich tot het beloop en de voorwaarden der hoofdschuld, ook al is zij voor meer of onder bezwarender voorwaarden aangegaan. Volgens de wet is de aansprakelijkheid van den borg een subsidiaire aansprakelijkheid: de borg kan nl. verlangen, dat de schuldeischer eerst verhaal zoekt op den schuldenaar „wiens goederen vooraf moeten worden uitgewonnen”.
In de practijk echter doet de borg vrijwel steeds van dit zgn. voorrecht van uitwinning afstand (evenals van het voorrecht van schuldsplitsing tusschen verschillende borgen). Vaak verbindt de borg zich ook hoofdelijk met den schuldenaar. Nadat hij betaald heeft, heeft de borg verhaal op den schuldenaar, onverschillig of de b. met diens medeweten gesteld was. Bovendien treedt hij door wettelijke ➝ subrogatie in de rechten van den schuldeischer jegens den schuldenaar (bijv. hypotheekrecht).
Verraderlijk is de bepaling, dat de borg, die betaald heeft, slechts verhaal heeft op zijn medeborgen, voor ieders aandeel, indien hij in rechte vervolgd is of de hoofdschuldenaar is failliet verklaard. De borg is ontslagen, indien hij, door toedoen van den schuldeischer, niet meer treden kan in diens rechten, voorrechten en hypotheken, bijv. doordien de schuldeischer onnoodig een hypotheek had prijsgegeven. Alle weren van den hoofdschuldenaar, uitgezonderd die, diens persoonlijken staat betreffende, zooals minderjarigheid, bevrijden den borg, niet echter diens accoord in faillissement; ook surséance van den hoofdschuldenaar werkt niet ten voordeele van den borg. In de gevallen, waarin een schuldenaar verplicht is voor een borg te zorgen [zoo bijv. de vruchtgebruiker jegens den blooten eigenaar (➝ Eigendom), aan wien hij na het einde van het ➝ vruchtgebruik de hieraan onderworpen goederen moet teruggeven] moet deze borg aan zekere wettelijke vereischten voldoen: hij moet bekwaam zijn zich te verbinden; voldoende gegoed zijn, om aan de verbintenis te kunnen voldoen; in het Koninkrijk (voor België in het rechtsgebied van het Hof van Beroep) woonplaats hebben.
Kluyskens/ Petit.
II. Belastingrecht.
(Ned.) In belastingzaken is borgtocht een zekerheid, die de hoofdschuldenaar,of een ander ten behoeve van ’s Rijks schatkist stelt tot dekking van het gevaar, dat belastingschuldigen hun verplichtingen niet zullen nakomen. Men moet drie groepen van b. onderscheiden:
1° de b. volgens de wetgeving op den in-, uit- en doorvoer en op de accijnzen. Deze b. kan bestaan óf in geld, óf in vaste goederen of inschrijvingen op het grootboek óf in onderpand van waren en koopmanschappen óf in personeelen b. De Algemeene Wet (1821) bepaalt, welke van die b. in de concrete gevallen geoorloofd of vereischt is. Van deze verschillende soorten b. is alleen de personeele een b. in den zin van het Burgerlijk Recht, maar ook dan is hij van publiekrechtelijken aard. De personeele b., voor zoover hij meer dan 300 gld. bedraagt, moet notarieel worden verleden; de opzegging moet schriftelijk geschieden en heeft geen kracht dan een maand na de beteekening der hiertoe strekkende akte; het recht van parate executie is ook op de borgen toepasselijk. De b. volgens de eerste groep is o.a. noodig als goederen aan de landzijde worden ingevoerd, voor het genot van fictief entrepot, en voor verkrijging van accijnscrediet in verschillende gevallen.
2° De b., dien de schuldenaar stelt ten einde gerechtelijke opheffing te verkrijgen van een conservatoir beslag, dat ’s Rijks ambtenaar heeft gelegd tot zekerheid der voldoening van verschuldigde successie-, schenkings- of overgangsrechten. Voor dezen b. zijn geen van het burgerlijk recht afwijkende voorschriften gegeven, maar hij heeft toch niet het privaatrechtelijk karakter van den:
3° borgtocht, die de ontvangers der directe belastingen kunnen aanvaarden tot zekerheid van de betaling van aanslagen in een directe belasting of de dividend- en tantièmebelasting, welke b. ook door het burgerlijk recht beheerscht wordt.
Russel.
België.
Borgtocht is hoofdzakelijk voorzien voor de tolrechten. Aldus wordt o.m. borgtocht geëischt bij iederen invoer van koopwaren onder tijdelijke vrijstelling van tolrechten, bij iederen invoer in transito en bij iederen invoer met het oog op wederuitvoer. Eveneens wordt borgtocht geëischt voor het opstellen van particuliere stapelhuizen. Het Beheer kan eveneens b. eischen voor de kwijting der accijnsrechten; vnl. wanneer aan belastingschuldige crediet wordt verleend voor de betaling der rechten.
In zulk geval wordt op zijn naam een credietrekening op termijn geopend. Deze wordt alleen toegestaan na borgstelling. De b. kan bestaan uit: geldspeciën; onroerende goederen; inschrijvingen in het Grootboek der openbare schuld; consignatie van koopwaren en persoonlijke borgstelling (Algemeene wet der tol- en accijnzen, art. 268).
De rechtstreeksche belastingen kennen eveneens gevallen van b. Aldus zijn de Belgische vennootschappen op aandeelen en andere belastingschuldigen, die bedrijfszetels of inrichtingen in het buitenland of in de kolonie hebben, gehouden een zakelijke zekerheid of persoonlijke borgstelling door het Beheer der belastingen te doen aannemen tot waarborg van de naleving van hun verplichtingen aangaande de belastingen op het inkomen (Samengeordende wetten, art. 70 § 1). Deze borgstelling wordt geregeld door K. B. van 18 Febr. 1920.
In zake successierechten: de buitenlandsche erfgenamen van een nalatenschap, uit roerende zaken bestaande, zijn gehouden een b. te stellen tot zekerheid van de betaling der successierechten. Het bedrag van den b. wordt vastgesteld door den vrederechter van het kanton van den erflater.
Rondou/De Weerdt.