Borel - 1° E m i l e, wiskundige, houdt zich vooral bezig met functietheorie, waarschijnlijkheidsrekening en de leer der verzamelingen. * 1871; 1893’97 Maître de conférences math. aan de universiteit te Rijsel, daarna in dezelfde functie aan de Ecole normale supérieure te Parijs, vervolgens hoogleeraar te Parijs; in 1925 minister van Marine.
De Stelling van Borel luidt: indien ieder punt eener gesloten, begrensde puntverzameling E inwendig punt is van minstens één uit een verzameling van omgevingen van punten van E, dan bestaat er een eindig aantal van die omgevingen, die gezamenlijk E als deelverzameling bevatten. v. d. Corput.
2° Henri Jean F r a n ç o i s, Ned.schrijver; *1869 te Dordrecht, ✝ 1933 te Den Haag; bekeerde zich op zijn sterfbed tot het Katholicisme. B. was een zoon van generaal G.F.W. Borel. Na studie in de Chineesche taal werd B. benoemd tot tolk te Riouw, later tot ambtenaar der Chineesche zaken te Makassar en te Soerabaja. Na zijn ontslag in 1913 wegens ziekte werd hij journalist, letterkundig recensent en criticus. Als schrijver verzet hij zich tegen het l’art pour l’art der tachtigers; zijn verhalen hebben iets zoets en weeks. B. schreef ook over Oostersche wijsbegeerte en mystiek.
Werken: verhalen: o.a. Een Droom uit Tosari (1900); Het Zusje (1902); De leugen der eer (1903); De stille stad (1904); Het Jongetje (51920); Het vlindertje (21922). Over Oostersche cultuur: o.a. Wijsheid en Schoonheid uit China (1896); De Geest van China (1916); De Chineesche Philosophie (3 dln.).