Borchardt - 1° L u d w i g, Duitsch Egyptoloog en archeoloog. * 1863. Als directeur van het Duitsche instit. voor Egyptologie te Kairo (1906— ’29) leidde hij succesvolle opgravingen o.a. te Aboesjir (1902—’08) en vooral te Amarna (1908—’14).
Hij heeft zich bijz. verdienstelijk gemaakt door zijn studies van de Egypt. bouwkunst.
Werken: o.a. Die Aeg. Pflanzensäule etc. (Berlijn 1897); Das Grabdenkmal des Königs Ne-User-Re‘ (Berlijn 1907); Porträts der Königin Nefrotete enz. (Leipzig 1923). Simons.
2° Rudolf, Duitsch dichter van neo-Romantische richting, hoewel streng klassiek geschoold. * 9 Juni 1877 te Königsberg. Zijn geleerde, cultuurzware lyriek, in een weelde van wel eens gekunstelde taal- en versvormen, maakt eerder de indruk van mimischen dan van spontaan-dichterlijken oorsprong te zijn: in enkele zeldzame stukken klinkt de diepere toon door van doorvoelde, weeke zwaarmoedigheid, vaak ook van zwoele erotiek. Zijn vertalingen uit Plato, Pindarus, Dante, zijn merkwaardige herscheppingen, vaak in een eigengemaakt compromis tusschen het huidige, vervlakte cultuur-Duitsch en vroegere taalstadia. Zijn critisch proza, van een verfijnde elegantie, stempelt hem tot een bentgenoot van St. George en H. v. Hoffmannsthal.
Voorn. werken: Das Buch Joram (1907); Der Durant (1921); Krippenspiel (1922) ; Jugendgedichte (1923); Vermischte Gedichte (1924); Das hoffnungslose Geschlecht (1930); Führung (1931). Baur.