Bopp - 1° F r a n z, Duitsch philoloog, een der grondleggers van de vergelijkende taalwetenschap.
14 Sept. 1791 te Mainz, ♱ 23 Oct. 1867 te Berlijn. 1821-1864 hoogleeraar te Berlijn. B. bewees het eerst op wetenschappelijke wijze de verwantschap der Indogermaansche talen uit den parallellen grammatischen bouw. De grammatische vormen zijn volgens B. oorspronkelijk ontstaan door samenstelling van het grondwoord met zelfstandige elementen. B. werkte ook verdienstelijk op het gebied van het Sanskrit door uitgave van verschillende teksten, o.a. van Mahabharata-fragmenten, sommige met (Latijnsche) vertaling. Hij hield zich ook bezig met onderzoekingen omtrent de verwantschap van zgn. Indogermaansche talen met Indonesische talen.
Werken: o.a. Grammatica critica linguae Sanscritae (1832); Vergleichende Grammatik des Sanskrit, Send, Armenischen, Griechischen, Lateinischen, Litauischen, Altslavischen, Gotischen und Deutschen (3 1868-1871).
2° L i n u s, professor in de theologie (pastoraal-theol. en paedag.) te Freiburg i. Br.
* 1887 te Limbach (Baden); theol. studiën te Freiburg i. Br.; priester gewijd 1909; prefect en godsdienstleeraar aan verschillende instituten en scholen; tot dr. theol. gepromoveerd in 1916; sinds 1921 privaatdocent, vervolgens (1924) professor te Freiburg; vanaf 1917 leider van het Duitsche Inst. v. wetensch. Paed., afd. Freiburg.
B. is een der vooraanstaande Kath. paedagogen van het oogenblik. Grondslag der opvoeding is voor B. het Kath. geloof; de Kath. Kerk kan wijzen op een schat van waarden, die haar alleen eigen zijn. Streven van den Kath. werker op opvoedk. gebied moet wezen: die schatten aan het licht te brengen, maar tevens alle goeds, dat moderne stroomingen en bewegingen in zich bergen, met dat oude bezit te assimileeren. Als pastoraaltheoloog beschouwt B. de heilpaedagogiek als een deel van zijn onderzoekingsterrein. Door zijn van groote eruditie getuigende geschriften heeft hij reeds velen voor paedagogiek en psychologie belangstelling bijgebracht.
Werken: Weltanschauung und Padagogik (1921); Moderne Psychanalyse, kath. Beichte u. Pad. (1923; Vlaamsche Vert. van V. Goethem); Alban Stolz als Seelenund Erziehungskundiger (1925); Vom Verstehen und Verstandenwerden (1926); Das Jugendalter u. sein Sinn (2-3 1927); Alkohol und Erziehung (1927); Die erzieherischen Eigenwerte der kath. Kirche (1928); Liturgische Erziehung (1929); Allgemeine Heilpädagogik in system. Grundlegung mit erziehungsprakt. Einstellung (1930); talrijke bijdragen in allerlei periodieken (zie: Lexikon der Padagogik der Gegenwart I).
Rombouts.
3° Wilhelm, Duitsch dirigent, * 4 Nov. 1863 te Mannheim; leider van een vermaard vocaal kwartet (Nouvelle société philharmonique); oprichter van de Hochschule für Musik te Mannheim (1900); van 1907-’19 directeur te Weenen.