Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Boorkevers

betekenis & definitie

Boorkevers - zijn de vertegenwoordigers van de families der Anobiidae en Ptinidae. Het zijn bruine of zwarte diertjes, niet langer dan 6 mm, met 9- of 11-ledige sprieten, een diep in het halsschild verborgen kop, duidelijk 5-ledige torsen en dekschilden, die zich over het geheele achterlijf uitstrekken.

Tot de Anobiidae behoort Ptilinus pectinicornis L., die in oude boomen leeft, maar ook het hout van onze meubels kan aantasten. De klopkever (Anobium) heeft een rolrond lichaam, knotsvormige sprieten en een bochtig halsschild; zijn larve is wit met een doorschijnende huid. Het doodskloppertje(An. s t r i a t u m O l.) is zwartbruin, door dicht fijne, zijdeachtige beharing grijs schemerend; lengte 3-4 mm. Zij leven in naaldhout, bosschen, in hout o.a. van wilgen, populieren, beuken, in oud hout, balken en meubels, in huizen. Zij zwermen in Augustus.

Sitrodopa panicea L. doorloopt zijn ontwikkeling in plantaardige voedingsmiddelen en gedroogde kruiden, ook die van dierlijken oorsprong, en is door het optreden in massa een der schadelijkste insecten. Eenmaal is de ontwikkeling waargenomen in de zoo vergiftige strychnine-boonen; ook is de kever in staat door staniool te vreten. Tot de Ptinidae behoort de gewone boorkever (Ptinus fur L.), die draadvormige sprieten heeft en een lang, plat lichaam. Larve, pop en kever leven in oud hout en droge planken; zeer schadelijk zijn zij aan bontwerk, herbaria en slecht verzorgde insectenverzamelingen. ➝ Houtboorders; ➝ Schorskevers.

Keer.

< >