Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Boëtius

betekenis & definitie

Boëtius - Epo, eigenlijk Bote Ypes, rechtsgeleerde, theoloog, wijsgeer en taalkundige; * 1529 te Roordahuizum (Friesland), ✝ 1599 te Leuven. Studeerde te Keulen, werd hier reeds in 1549 doctor in de wijsbegeerte.

Van 1552—1554 gaf hij te Zwolle onderwijs aan de broeders des gemeenen levens; legde zich toe op de theologie en doceerde te Leuven, Nice en Parijs. Hij geraakte hierbij echter onder invloed van het Calvinisme, doch keerde hiervan spoedig terug en werd een groot ijveraar voor het Katholicisme. Tenslotte legde hij zich ook op de rechtsgeleerdheid toe en werd hierin in 1558 te Toulouse doctor. Na nogmaals te Leuven te hebben onderwezen, werd hij in 1562 te Douai professor in het kerkelijk recht, hetgeen hij bleef tot aan zijn dood.

Werken: o.m. De jure sacro vel principiorum juris pontificii libri III (Douai 1578); Commentarii novem testamentarii (Douai 1581). V. d. Kamp

< >