Boendale - Jan van, bijgenaamd de clerck, als de voornaamste schepenklerk van Antwerpen, de verdienstelijkste van Maerlant’s volgelingen, dichter van geschiedkundige werken: de Brabantsche Yeesten, Vanden derden Edewaert; van zedenkundige werken: der Leken Spieghel, Jans Teesteye. Hem worden nog toegeschreven: een Boec vander Wraken, Melibeus, Dietsche doctrinael, Exemplaer (verloren), die echter van een ander, misschien van anderen, uit Antwerpen schijnen te zijn.
B. verkondigt gezonde gedachten; hij ijvert voor goede opvoeding, voor onderwijs van het zevende jaar af, voor maatschappelijk evenwicht, voor zelfbeheersching en zelfopoffering. Zijn „stoute” theorieën over aflaat, mirakelen, beelden, huwelijk, enz. zijn wel alle in den haak. Zijn ars poëtica is die van de burgerlijke school; hij zelf vatte ook de kunst op als nuttig tijdverdrijf. Felle satire geeft hij nooit, al ontbreken de weinig stichtelijke tafereelen niet. Hij is optimist, anti-feminist, democratisch toch tegen volksregeering, en Dietsch gezind.
Men vraagt zich echter meermalen af, hoever hij zich zijn theorieën bewust was, en of niet veel conventie moet heeten. Bouw is er weinig in zijn werken, verheffing zelden; alles nuchter in gemakkelijk-keuvelend gerijm. Geboren tusschen 1280 en 1290 te Tervuren; van 1312 schepenklerk te Antwerpen, is hij wel kort na 1350 overleden, daar hij zijn Brabantsche Yeesten, die hij toch bijhield, niet verder heeft voortgezet, wat met de Antwerpsche traditie overeenstemt. Hij is dus niet een nog wat later te Antwerpen voorkomende Joannes Clericus, noch een Janne van Boendale, in 1365 overleden.
Lit.: H. Haerinck (Gent 1888), weinig betrouwbaar; vgl. V. Mierlo, Beknopte Gesch. van de Oud- en Mnl. Letterk. (Antwerpen 1933); verder bij de afzonderlijke werken.
V. Mierlo.