Boegineezen - eigenlijk de lieden van Boegi, een plaats in het Wadjosche; een van de meest op den voorgrond tredende volkeren van den Indischen Archipel, wier stamland Zuid-Celebes is met uitzondering van het Westelijke schiereiland, dat door de Makassaren bewoond wordt; zij hebben echter, als geboren kooplieden en zeevaarders, zich overal in den archipel genesteld, en telkens vinden wij dan ook invloed van Boegineezen op de locale geschiedenis. Oudtijds hebben zij onder de heerschappij of althans onder de controle gestaan van het Modjo-Pahitsche rijk.
Onder de cultuurelementen, die zij in dien tijd uit Java overgenomen hebben, neemt naast mythen en gestalten uit het Hindoe-Javaansche pantheon de sociale organisatie de belangrijkste plaats in; men vindt in de Boegineesche rijkjes, aan ’t hoofd waarvan een koning staat — soms ook een symbool van koningschap, een zgn. ornament, dat den tijdelijken beheerder de macht schenkt om de koninklijke waardigheid uit te oefenen, en waarnaar het gebied dan omamentschap heet—, ’n indeeling in standen, die vermoedelijk op een verindonesischten vorm van het Indische kastenstelsel teruggaat; zie hierover H. J. Friedericy, De standen bij de Boegineezen en Makassaren (Bijdr. Kon. Inst. Taal-, Land- en Volkenkunde, XC, 1933; echter niet geheel en al betrouwbaar). Na de samensmelting van deze Hindoe-Javaansche elementen met de oud-inheemsche cultuur is, omstreeks 1600, de Islam geïntroduceerd, die op zijn beurt vergaande concessies gedaan heeft aan het oorspronkelijke heidendom. Hoewel elk dorp zijn moskee heeft en de Mohammedaansche eeredienst en de wettelijke verplichtingen vrij goed nageleefd worden, roepen de B. nog algemeen hun oude goden aan, genieten de bissoe’s nog steeds een hoog aanzien, en hebben dobbelspel, hanengevecht, muziek en dansmeid nog geenszins het veld geruimd. Familie- en erfrecht geven een vermenging van oudinheemschen met Mohammedaanschen invloed te zien.
De positie van de vrouw is vrij gunstig, hetgeen men meent te mogen verklaren als nawerking van een matriarchaat, dat vroeger onder de B. bestaan moet hebben. Handel en scheepvaart zijn nog steeds de voornaamste middelen van bestaan; daarnaast landbouw en veeteelt en een weinig industrie (weefkunst, smederij, metaalbewerking, scheepsbouw). De grond is gemeenschappelijk eigendom en wordt aan de individuen op bepaalde voorwaarden en onder bepaalde servituten, die men kasoewijang noemt, in bezit afgestaan. De gedragingen op zee zijn voorgeschreven door een inheemsch scheepvaartwetboek, dat in 1676 is geschreven en waarvan het gezag nog steeds erkend wordt. Er bestaan ook andere wetboeken, zooals de Rapang of Latowa (vgl. het vorige artikel), doch de rechtszekerheid was vroeger onder het bestuur der eigen vorsten zeer gering. Berg.