Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bochem

betekenis & definitie

Bochem - stad in het Pruisisch regeeringsdistrict Arnsberg. Ca. 335.500 inw., bijna allen Prot.

Ligt midden in het steenkolen- en industriegebied aan de Ruhr aan de spoorlijn Essen—Dortmund met een zijtak naar Wanne. De stad, die midden 19e eeuw nog slechts 5.000 inw. had, dankt haar snellen opbloei aan de rijke steenkolenlagen, die niet ver onder de oppervlakte liggen. In verband hiermee ontstonden de belangrijke ijzerindustrie (machines, stoomketels, werktuigen) en chemische industrie (fabricatie van voedings- en genotmiddelen). B. is ook middelpunt voor de winning van nevenproducten van den mijnbouw. In 1927 werd hier 14,3 millioen ton gedolven, en gaf het mijnbouwbedrijf aan 46.000 menschen werk. B. draagt geheel het karakter van een moderne industriestad, slechts enkele oudere gebouwen, zooals de Gotische Peter Paul of Popsteikerk, zijn over.

Lips.

< >