Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bloembollenhandel

betekenis & definitie

Bloembollenhandel - De handel in bloembollen, die door het groote gebruik en de uitgebreide teelt een heelen omvang heeft aangenomen en reeds een eigen geschiedenis bezit, is ontstaan, doordat eenerzijds de kweeker van bloembollen zich slechts bezig houdt met vermenigvuldiging en opkweek tot bloeibare bollen, de bloemist daarentegen de volgroeide bollen tot bloei brengt, hetzij in den winter, om dan de bloemen te verkoopen,hetzij in de lente of in den zomer, nadat de bollen in de perken en bloemranden van tuinen en parken zijn uitgeplant; anderzijds doordat de eigenaardigheden van het bloembollenbedrijf mee brengen, dat de opkweek tot bloeibare bollen in bepaalde streken, vooral in Nederland, plaats heeft, terwijl de bollen worden gebruikt in de dichtbevolkte centra van Europa en Noord-Amerika en daar, waar het klimaat minder gunstig is.

De b. bestaat uit: handel tusschen de bollenkweekers onderling, en: handel met buiten het vak staande personen.

1° Eerstgenoemde handel bestaat weer uit drie van elkaar gescheiden onderdeelen:
a) het verhandelen van nieuwe verscheidenheden van den winnaar naar den teler. Vaak is die winnaar zelf ook bloembollenkweeker, doch hij kan evengoed amateur zijn. Men zou hierbij kunnen noemen het opsporen van nieuwe planten in de natuur, waartoe een enkele firma wel reizigers heeft uitgezonden. Dit opkoopen van nieuwigheden bevat een element van speculatie. Het veelbelovende nieuwe gewas kan mee- of tegenvallen en dit speculatieve bedrijf is, mede aangewakkerd door rijke liefhebbers, in 1637 ontaard tot den beruchten tulpenwindhandel. Hieraan is de bekende Fransche roman La Tulipe noire vastgeknoopt.
b) Het opkoopen van buitenlandsch gewas, dat door de Ned. kweekers verder wordt gekweekt of dat zonder meer aan de afnemers wordt geleverd. Een bepaalde variëteit van hyacint wordt bijv. uit Frankrijk, lelies worden wel uit Japan ingevoerd. In 1931 bedroeg die invoer rond 1,5 millioen kilo.
c) Het verkoopen van volgroeide bollen van de kleinere kweekers aan de grootere kweekershandelaren of aan zuivere handelaren, die niet in voldoende mate of in het geheel niet telen, hetgeen zij voor hun uitgebreiden verkoop noodig hebben. Deze handel geschiedt voor een gedeelte uit de hand, vooral buiten de centra en heeft daar wel eens aanleiding gegeven tot klachten over onjuiste handelspraktijken. Veel grooter echter is de omzet der veilingen, hetzij groene van wassend, hetzij droge van gewassen goed. De groene veilingen geschieden op het terrein en geven den kooper gelegenheid zich omtrent de waarde van het goed te vergewissen, voorzoover die ten minste dan te beoordeelen is, terwijl de betaling loopt over afslagvereeniging, notaris of deurwaarder.

De droge veilingen geschieden, nadat eerst de koopers het goed hebben kunnen bezien. De bollen zijn gesorteerd,terwijl de betaling over het kantoor der veilingvereeniging loopt. Ofschoon regel is, dat slechts eenmaal in het jaar betaald wordt — een oude gewoonte, welke verband houdt met het aan een bepaald seizoen gebonden verkoopbedrijf — loopen in het algemeen de zaken naar wensch. Vaak geschiedt de verkoop op voorwaarde, dat geschillen door een te voren aangewezen scheidsgerecht zullen worden beslecht, een regeling, welke in beginsel goed is, doch in de practijk, door de eigenaardige liberale rechtsopvattingen der arbiters, wel tot minder juiste beslissingen heeft geleid.

2° De handelaar-teler of handelaar-opkooper tracht zijn waar te plaatsen bij de bloemisten in binnen- en buitenland of bij winkeliers en zaad- of plantenhandelaars, in wier winkeluitstallingen of in wier prijscouranten men de Ned. bloembollen pleegt aan te treffen. Daartoe bereist de handelaar zijn afzetgebied, terwijl de organisatie van bollenkweekers door schitterende inzendingen op binnenlandsche en buitenlandsche tentoonstellingen zorgt voor een levendige reclame. De uitvoer dagteekent van de laatste jaren der 16e eeuw en betrof eerst bijna alleen tulpen en bijgoed in den vorm van anemonen, ranonkels en hyacinten. Midden 18e eeuw begon de hyacint te domineeren en na het midden der 19e eeuw begon een zeer sterke vooruitgang, die tot aan de thans heerschende crisis duurde.

In 1918 bedroeg de bollenuitvoer uit Nederland 6 900 000 kg, in 1931: 46 000 000 kg ter waarde van 29 millioen gld. Van dezen uitvoer was voor Engeland, naar het gewicht gerekend, 47% bestemd, voor Duitschland 14%, voor de Vereenigde Staten 12% en voor Skandinavië 13%. Verschillende landen leggen den bloembolleninvoer moeilijkheden in den weg, hetzij in den vorm van overdreven strenge eischen omtrent de gezondheid der bollen, hetzij in den vorm van invoerverbod, contingenteering of hoog invoerrecht. Op het oogenblik (1933) is er eenige beperking der productie en er zijn reeds groote hoeveelheden vernietigd.

Vermeld moet nog worden de verkoop rechtstreeks aan particulieren. Verscheidene kweekers zenden daartoe hun prijscouranten rond, doorgaans fraai geïllustreerd en voorzien van gebruiksaanwijzingen. Rietsema.

< >