Blauwtjes - Lycaena, geslacht der dagvlinders. Meest kleine, schitterende soorten, bovenzijde blauw in allerlei nuances, onderzijde grijs of geel met rijen stippen of oogen.
De wijfjes zijn van boven meestal bruin, vaak blauw bestoven. Eenige soorten — er zijn er ca. 42 in Europa — hebben aan de onderzijde in plaats van een rij stippen een streep; de „oogen” zijn dan in elkaar gevloeid. De voorvleugels hebben elf aderen. De oogen kunnen behaard zijn.
De rupsen zijn kort, pissebedachtig; ze leven meestal op peulvruchten (vlinderbloemen); vaak overdag verborgen, overwinteren meestal. Mr. A. Brants heeft in 1865 bij Lycaena Icarus ontdekt, dat de rups daarvan een bijzonder gevormd verdedigingsmiddel op het elfde segment bezit. Het bestaat uit een glazig, lichtgeel lichaampje, dat bovenop eenige stekelige doorntjes draagt. Het is, evenals de horentjes, bij vlakken in- en uitschuifbaar. De fraai gekleurde vlinders ontdekt men het meest op laaggroeiende bloemen, ook op de heide.
Bernink.