Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 20-03-2019

Bladstand

betekenis & definitie

Bladstand - of bladplaatsing (phyllotaxis,➝ Gr. phullon = blad, taxis = plaatsing) noemt men de regelmatige verdeeling van de bladeren over den stengel. Zijn er meerdere bladeren op gelijke hoogte ingeplant, dan heeft men kranswijze b. (bijv. wederik en walstroo).

De bladeren zijn tegenoverstaand, wanneer er twee tegenover elkaar geplaatst zijn. Vormen ze met het volgende paar telkens een hoek van 90°, dan is de b. k r u i s w ij s (decussaat, bijv. lipbloemigen). Bevinden de bladeren zich in twee rijen aan den stengel en komt op elken knoop slechts één blad voor, m.a.w. staan de bladeren in een spiraal met telkens een halven omgang tusschenruimte, dan spreekt men van afwisselenden bladstand. Andere plaatsingen noemt men verspreid, maar er is bijna altijd een regelmaat in te vinden. Denkt men zich een vlak door een bladsteel en den stengel, waaraan dat blad zit, en past men dat bij opeenvolgende bladeren toe, dan zal men tenslotte een blad vinden, dat in een reeds aangebracht vlak valt.

Het aantal vlakken plaatst men in den noemer en het aantal windingen, dat men maakt om van het eene blad in een bepaald vlak tot het volgende in datzelfde vlak te komen in den teller. Men krijgt dan een breuk, die op eenvoudige wijze den b. aangeeft. Zeer veel komen de b. 1/2, 1/3, 2/5, 3/8 voor. Ingewikkelder zijn de gevallen van den b. bij dennenkegels en dgl.

De studie van den b. heeft men aangewend op volwassen takken en op groeipunten (o.a. Schwendener 1878, van Iterson 1907 en Schoute 1913).

L i t.: H. Winkler, Jahrbuch Wissensch. Bot. (nr. 36 en 38).

Bouman.

< >