Binnenvaartuig - worden genoemd in het algemeen alle schepen of vaartuigen, uitsluitend bestemd voor de vaart op binnenwateren, Zuiderzee, Wadden en riviermonden. Zij zijn te onderscheiden in:
1. vaartuigen zonder voortstuwingsvermogen of zgn. trekschuiten, die door menschen of paarden worden voortgetrokken, een type, dat thans bijna geheel verdwenen is.
2. Zeilvaartuigen. Van dit soort schepen bezit Nederland een onnoemelijk aantal soorten of modellen. Bijna iedere streek heeft haar eigen type, waarvan de karakteristieke eigenschappen en vormen ontstaan zijn uit de eischen, welke het bepaalde vaarwater en de te vervoeren goederen stellen. Sommige typen zijn reeds eeuwen oud, een bewijs, dat hun eigenschappen een zekere volmaaktheid voor het beoogde doel bereikt hebben.
Tot de thans bestaande, meest voorkomende typen behooren in de eerste plaats de zgn. tjalken, houten of stalen schepen van zeer ronden vorm, met één strijkenden mast, voorzien van een gaffelzeil, stagfok en een of meer kluiverzeilen op een boegspriet of kluiverboom. De grootere hebben somtijds nog een kleineren zgn. bezaansmast achterop met klein gaffel- of bezaanszeil. Onder deze tjalken bestaat nog een zeer groote verscheidenheid in vorm, al naar de streek waar zij thuis hooren, die echter alleen door de vaklieden, scheepsbouwers en schippers te herkennen is.
Een tweede hoofdtype, dat sedert de toepassing van ijzer of staal als bouwmateriaal in plaats van hout in zwang kwam en vooral de grootere tjalken meer en meer heeft verdrongen, is de k l i p p e r of het klipperschip. De vorm is geheel afwijkend van dien der tjalken en oudere schepen; zoowel vóór als achter scherper van vorm, doet de klipper in het algemeen denken aan den vorm van het zeeschip, waaraan vermoedelijk ook de naam te danken is. Zij voeren in hoofdzaak hetzelfde tuig als de tjalken; de grootere hebben bovendien den bovengenoemden kleinen bezaansmast.
Behalve deze beide hoofdtypen varen op onze binnenwateren een groot aantal kleinere zeilscheepjes van de meest verschillende vormen en onder allerlei benamingen, die hier echter niet alle behandeld kunnen worden. Zie daarvoor ir. E. van Konijnenburg: De scheepsbouw vanaf zijn oorsprong, dat een zoo goed als volledige serie afbeeldingen en beschrijvingen van Nederlandsche binnenvaartuigen bevat.
3. De stoom- en motorschepen, die echter al de karakteristieke kenteekenen van onze typische vaderlandsche zeilschepen missen en deze op den duur wel zoo goed als geheel zullen gaan verdringen. Bijvoet.