Bineeren - is het opdragen van twee H. Missen door eenzelfden priester op één dag. Het ontstaan van deze practijk hangt waarschijnlijk samen met het reeds in den oud-Christelijken tijd ingevoerde gebruik, om op Zon- en feestdagen bij grooten toeloop van geloovigen in een zelfde kerk twee of meer plechtige H. Missen te celebreeren.
Na het invoeren der private Mis ging het b. ook daarop over. Vooral van de 9e tot de 11e eeuw was in het Westen het celebreeren van meerdere, ook private H. Missen op één dag, ook op gewone werkdagen, in verschillende landen veelvuldig in gebruik; paus Leo III (♰ 816) zelf celebreerde, naar het getuigenis van zijn tijdgenoot Walafridus Strabo, soms tot zeven of zelfs negen malen. Het geschiedde veelal om aan de behoeften der zielzorg te voldoen of uit persoonlijke godsvrucht; doch, gelijk een decreet van paus Alexander II insinueert en paus Benedictus XIV met nadruk vaststelt, speelde ook meermalen de hebzucht hierin een rol. Toen dit tot een echt misbruik leidde, zag de Kerk zich genoodzaakt restringeerende bepalingen te treffen. In het begin waren deze vooral tegen b. uit hebzucht en het al te veelvuldig celebreeren gericht; doch zij werden voortdurend strenger, en eindelijk verbood paus Innocentius III in 1212 alle meermalen celebreeren, uitgenomen alleen op het feest van Kerstmis en verder in gevallen, waarin de noodzakelijkheid anders gebood („nisi causa necessitatis suadeat”; Decretal. 1. III, tit. XLI De celebratione missarum, cap. 3).
Toch bleef ook toen het b. nog veelvuldig in gebruik; de canonisten gaven een zeer wijde verklaring van de causa necessitatis en in de practijk ging men veelal nog verder. Tot paus Benedictus XIV in zijn apostolischen brief Declarasti (16 Maart 1746) en de jurisprudentie der Romeinsche Congregaties een strengere practijk doorvoerden,welke thans is vastgelegd in het Kerkelijk Wetboek van 1918. Dit bepaalt in can. 806, dat het een priester niet geoorloofd is op één dag meerdere H. Missen te lezen, tenzij dat geschiede krachtens indult van den H. Stoel of op machtiging van den plaatselijken kerkvoogd; en deze laatste is slechts dan gerechtigd dit toe te staan, als anders door gebrek aan priesters een aanmerkelijk deel der geloovigen niet in staat zou zijn op Zondagen en verplichte feestdagen aan zijn verplichting van mishooren te voldoen; en dan nog blijft die bevoegdheid beperkt tot het toestaan enkel van een tweede H. Mis. De H. Stoel zelve staat b. wel toe ook op andere dan de genoemde dagen en geeft wel soms verlof om meer dan twee H. Missen te celebreeren, doch dit alles slechts om dringende redenen, aan de eischen der zielzorg ontleend, bijv. aan missionarissen op hun tochten. Verder bepaalt nog can. 824, dat hoogstens voor één Mis een stipendium mag worden aangenomen.
Een uitzondering wordt nog gemaakt in het recht voor de feesten van Kerstmis en Allerzielen; op die dagen is het in de Latijnsche Kerk aan iederen priester toegestaan drie H. Missen te celebreeren. Het gebruik der drie H. Missen op Kerstmis is zeer oud in de Romeinsche liturgie; te Rome bestond het reeds ten tijde van St. Gregorius den Grooten, en onder invloed van Rome kwam het in het Westen spoedig algemeen in zwang; het decreet van Innocentius III en de latere verbodsbepalingen hebben hiervoor telkens een uitzondering gemaakt. De drie H. Missen van Allerzielen zijn van veel jongeren datum. Het gebruik schijnt ontstaan einde 15e eeuw tot begin 16e eeuw in Aragonië; Benedictus XIV stond op 26 Aug. 1748 hetzelfde toe voor alle rijken en landen, die toen onder de Spaansche en Portugeesche kroon ressorteerden, welke concessie in 1899 tot heel Latijnsch Amerika werd uitgestrekt; eindelijk heeft paus Benedictus XV op 10 Aug. 1915 ditzelfde voor heel de Kerk toegestaan.
L i t.: Benedictus XIV, Const. Declarasti, 16 Maart 1746 (Bullarium IV, Mechelen 1826, 32 vlg.); De Sacrif. Missae (sect. II, XXXIV—XXXIX); Thomassinus, De vet. et nov.
Eccl. disc. (III, 1. 1, c. 72-73); Neher, Die Bination nach ihrer geschichtlichen Entwieklung und nach dem heutigen Recht (Regensburg 1874); Thalhofer-Eisenhofer, Handbuch der katholischen Liturgik (2II, 259-262); Koenders, Handboek der Liturgie (II 1915, 173-174); Dict. de Théol. Cath. (II, 892-899 a.v. binage); Kneller, Geschichtliches über die drei Messen am Allerseelentag (Zeitschr. f. Kath. Theol. 1918, 74-113). Buijs.